De boerenlandvlinders zijn in Nederland vanaf 1992 sterk achteruit gegaan

Dit blijkt uit de graslandgraadmeter. De achteruitgang is in het agrarisch gebied nog sterker dan in natuurgebieden, maar ook dan in stedelijk gebied. Uit de prachtige plaatjes van het vroegere boerenland kun je bedenken welke vlinders daar hebben rondgevlogen. Uit de beperkte gegevens die van vroeger beschikbaar zijn, en uit verslagen en collecties van vlinderaars, komt een gevarieerd beeld naar voren. De zilveren maan op de graslanden, soms vergezeld van de moerasparelmoervlinder. Drie verschillende soorten vuurvlinders en hele massa’s zandoogjes. Niet alleen veel soorten, maar ook gewoon heel veel vlinders. Dat kom je nu op het boerenland niet meer tegen.

De spreeuw staat binnenkort op de rode lijst

Het zijn magnifieke en indrukwekkende beelden, de enorme wolken met tienduizenden spreeuwen boven de stad. Spreeuwen slapen buiten het broedseizoen graag bij elkaar en voorafgaand aan de nachtrust zwieren ze in sierlijke vluchten alsof het één organisme is. Bij het bewonderen van zulke aantallen, kan je je niet voorstellen dat het slecht gaat met de spreeuw (Sturnus vulgaris) in Nederland. De verwachting is dat de spreeuw met stip op de in 2014 te verschijnen Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde vogelsoorten komt te staan. Deze lijst noemt niet alleen die soorten die in absolute termen zeldzaam zijn, ook soorten waarvan bekend is dat de aantallen met meer dan de helft zijn afgenomen, worden opgenomen. Het is immers een teken aan de wand als algemene soorten drastisch in aantal afnemen. Sinds 1980 is de trend sterk negatief. Niet alleen in Nederland, in heel noordwest Europa kelderen de aantallen. In Engeland inmiddels zelfs met 70-80 %!

De huismus verdwijnt uit Vlaamse tuinen

Het gaat niet goed met de huismus (Passer domesticus) in Vlaanderen. Dat blijkt uit de analyse van de resultaten van het Grote Vogelweekend van Natuurpunt. Op 2 en 3 februari 2013 telden 14.000 deelnemers meer dan 518.800 vogels in hun tuin. Jarenlang was de huismus de meest getelde vogel in Vlaanderen. Dat is niet langer het geval. Huismussen werden nog maar in 52% van de tuinen geteld - het laagste cijfer ooit. In 2005 kwam de vogel nog in 65% van alle tuinen voor. Reden voor de achteruitgang van de huismus is het gebrek aan voedsel en nestplaatsen. Zijn huismussen eenmaal op een bepaalde plek verdwenen, dan kan het jaren duren voor ze terugkeren. Huismussen doen het vooral slecht in de (binnen)steden.

Vernietigende kritiek van CLM op risicobeoordeling van neonicotinoiden voor bijen door Ctgb

Op verzoek van Natuur & Milieu heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) een analyse gemaakt van vertrouwelijke studies over risico’s van het bestrijdingsmiddel imidacloprid op bijen via een tweetal bezoeken in de ‘reading room’ van Bayer (bijlage). De ongepubliceerde studies geven onvoldoende informatie over lange termijn (sub)lethale effecten, combinatietoxicologie of synergie tussen factoren als imidacloprid blootstelling en de invloed van ziekten en schaarste aan dracht. Sublethale effecten die in de studies worden genoemd, worden door Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden) terzijde geschoven. In de vertrouwelijke studies wordt gewerkt met een beperkt aantal gewassen en doseringen, waarbij wordt geëxtrapoleerd naar andere gewassen waarvoor geen residumetingen in pollen en nectar beschikbaar zijn. Het Ctgb beoordeelt de risico's voor bijen bij Good Agricultural Practice (GAP) en het strikt opvolgen van de etikettekst. Dit strookt helaas niet met de gangbare praktijk, waardoor de emissie, blootstelling en risico's in de praktijk groter zijn. Het Ctgb bouwt weinig tot geen veiligheidsmarges in bij de beoordeling van de gegevens. Ze gaat zelden uit van worst-case scenario's en staat veel extrapolatie van gegevens toe. Ook gaat ze geregeld uit van modellen voor afbraak en verspreiding i.p.v. directe metingen. Omdat de basis voor de risico-beoordeling dun is, valt niet vast te stellen of en in welke mate bijen een risico lopen door het gebruik van imidacloprid. Er zijn zoveel onzekerheden gestapeld, dat risico’s voor de bijgezondheid niet zijn uit te sluiten. Dit komt overeen met conclusies van de EFSA. De reactie van het Ctgb op de aanbevelingen van CLM is bijgevoegd.

RIVM: Geen gezondheidsrisico door residuen van neonicotinoïden

Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mede namens staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken een risicobeoordeling van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de gevaren voor de mens van het gebruik van neonicotinoïden naar de Tweede Kamer gestuurd. Het betreft een aanvulling op de risicobeoordeling van 26 maart 2013 van het RIVM en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Aanleiding vormde vormde een open brief van de organisatie PAN Europe aan de Tweede Kamer. Het RIVM stelt dat nooit sprake is geweest van enig risico voor de gezondheid van de consument door residuen van neonicotinoïden. in een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat het RIVM blind is voor een paradigma verschuiving in de risico analyse. De RIVM analyse houdt geen enkele rekening met nieuwe inzichten over het werkingsmechanisme en het daaruit resulterende dosis-werkingsprofiel. Wanneer neonicotinoïde insecticiden een binding aangaan met nicotinerge acetylcholine receptoren (nAChRs) is deze slechts zeer langzaam omkeerbaar, misschien zelfs wel onomkeerbaar, omdat neonicotinoiden - in tegenstelling tot de natuurlijke neurotransmitter acetylcholine - door acetylcholinesterases niet kunnen worden afgebroken . Met de praktische onomkeerbaarheid van de receptor binding (en de daaruit volgende werking op cognitieve functies) ontstaat een cumulatieve en tijdsafhankelijke toxiciteit. Voor imidacloprid is de met de conventionele risico analyse vastgestelde ADI (acceptable daily intake), d.w.z. de toelaatbare hoeveelheid die iedere dag door mensen mag worden opgenomen, opvallend hoog: 0,06 mg/kg lichaamsgewicht. Deze norm is gebaseerd op een chronische (langdurige) studie in ratten, waarbij de dosering die bij ratten geen waarneembare nadelige effecten veroorzaakte, het zogenaamde ‘no observable adverse effect level’, afgekort NOAEL, van 6 mg/kg lichaamsgewicht per dag door een veiligheidsfactor 100 werd gedeeld. Daarmee denkt men een voldoende grote veiligheidsmarge te hebben bereikt. De vraag is echter of het gebruikte testmodel subtiele ontwikkelingsstoornissen, zoals dit bij ADHD het geval is, aan het daglicht kan brengen. Naar mijn oordeel kun je daar grote vraagtekens bij zetten, en zeker bij stoffen waarbij de werking door de blootstellingsduur enorm kan worden versterkt, aldus Tennekes.

De organisatie PAN Europe stelde in de open brief dat er een gevaar bestaat voor de volksgezondheid bij het gebruik van neonicotionoïden. Schippers heeft het RIVM gevraagd om nog eens een aanvullende risicobeoordeling uit te voeren voor alle mogelijke toepassingen van alle neonicotinoïden om een compleet beeld te vormen van de potentiële risico’s voor de mens van het gebruik van deze middelen.

Besluit neonicotinoïden binnen drie weken

De Europese Commissie (EC) neemt binnen drie weken een definitief besluit over het moratorium voor neonicotinoïden. EZ-staatssecretaris Sharon Dijksma schrijft vandaag in een brief aan de Tweede Kamer dat een Comité van Beroep zich gaat buigen over het vraagstuk. Het besluit van het Comité van Beroep is bindend. Het definitieve voorstel dat voorligt bij dit comité bevat enkele aanpassingen. Zo zijn er uitzonderingen voor toepassingen onder glas en toepassingen in wintergraan. Eurocommissaris Tonio Borg wil volgens Dijksma vasthouden aan de inwerkingtreding van een eventueel moratorium per 1 juli.

Antwoord staatssecretaris Dijksma op navraag van burgers over de relatie tussen neonicotinoiden en bijensterfte

Geachte heer, mevrouw, U heeft mij onlangs een bericht gestuurd, waarin u uw zorg uit over de relatie tussen neonicotinoiden en bijensterfte. Ik stel het op prijs dat u de moeite heeft genomen om mij te schrijven. Ik deel uw zorg over de bijensterfte en informeer u graag over mijn mening over dit onderwerp en over de inzet die ik pleeg (bijlage). In een reactie op de brief van staatssecretaris Dijksma schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat Dijksma behendig laveert tussen de LTO visie (die een beperkte inperking van de toepassingen van een aantal neonicotinoiden in een Europees verband nastreeft) en die van haar eigen partij, de PvdA (die de motie Ouwehand steunde en zich daarmee uitsprak voor een Europees moratorium op alle toepassingen van alle neonicotinoiden). Daarbij verliest ze haar eigenlijke taak, namelijk in te grijpen om grote milieuschade te voorkomen, uit het oog, aldus Tennekes.

Acht nationale non-profit organisaties in de VS doen een beroep op de EPA de toelatingsprocedure voor Sulfoxaflor te stoppen

Acht nationale non-profit organisaties in de VS, die zich bezighouden met het milieu, de voedselveiligheid, de gezondheid van kinderen, vogelbescherming, en bestrijdingsmiddelenbeheer, hebben in twee brieven van 12 februari 2013 een beroep gedaan op de Environmental Protection Agency om de toelatingsprocedure te stoppen voor een nieuw insecticide, Sulfoxaflor, dat zou worden toegepast op verschillende groenten, fruit, sojabonen, tarwe en in het groenbeheer. "De combinatie van oplosbaarheid in water, persistentie, en toxiciteit (met name voor bijen en bestuivers) is bijzonder verontrustend, omdat bij verbindingen met dezelfde eigenschappen bijwerkingen zijn waargenomen op niet-doelsoorten," aldus de brief van het Centre for Food Safety, Pesticide Action Network, American Bird Conservancy en Friends of the Earth. De twee brieven werden verstuurd naar de EPA als een reactie op het voorstel van het agentschap van 14 januari over te gaan tot "voorwaardelijke registratie" van het nieuwe insecticide. Sulfoxaflor wordt gekenmerkt door persistentie in het milieu (meer dan een jaar in sommige omstandigheden) en door een hoog risico van verontreiniging van oppervlakte-en grondwater. De genoemde organisaties maken zich zorgen over toxiciteit van Sulfoxaflor voor honingbijen, zoutwater ongewervelden, vogels en andere organismen.

Slechts 35% van de Nederlandse nachtvlinders is momenteel niet bedreigd

Deze schokkende conclusie staat in de voorstudie voor een Rode Lijst, die is opgenomen in het boekje ‘Nachtvlinders belicht’, dat op zaterdag 2 maart zal worden gepresenteerd tijdens de Landelijke Vlinderdag van De Vlinderstichting in de Junushoff in Wageningen. Van de 841 soorten nachtvlinders die zijn meegenomen in de berekeningen zijn er 70 al uit ons land verdwenen, 63 soorten zijn ernstig bedreigd en 102 staan als bedreigd op de lijst. Ruim 230 soorten zijn kwetsbaar of gevoelig, terwijl er nog geen 300 soorten in de categorie ‘momenteel niet bedreigd’ vallen. Over 81 soorten kon geen uitspraak gedaan worden. De achteruitgang die duidelijk wordt bij nachtvlinders versterkt de vermoedens dat ook veel andere soorten insecten die een belangrijke rol vervullen in de voedselketen, zoals vliegen, kevers en bijen, sterk achteruitgaan. Uit Groot-Brittannië komen vergelijkbare berichten.

De wereldwijde teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (gmo) neemt toe

In 2012 werden 170,3 miljoen hectares gmo-gewassen verbouwd. Een toename met 6 procent oftewel 10,3 miljoen hectare ten opzichte van 2011. In totaal teelden 17,3 miljoen boeren gmo-gewassen. Ten opzichte van 1996 is de oppervlakte met 100 vermenigvuldigd. Dat blijkt uit het jaarverslag van ISAAA (International Service for the Acquisition of Agri-Biotech Applications). De gewassen werden in 28 landen geteeld. De Verenigde Staten blijven met 69,5 miljoen hectare gmo-gewassen de belangrijkste telers. Daarna volgen Brazilië met 36,6 miljoen ha, Argentinië (23,9 miljoen ha), Canada (11,6 miljoen ha) en India (10,8 miljoen ha). In Sudan en in Cuba werden afgelopen jaar voor het eerst ggo-gewassen toegelaten, terwijl Duitsland, Zweden en Polen er juist mee stopten. In Europa werd in 2012 in vijf landen (Spanje, Portugal, Tsjechië, Slowakije en Roemenië) BT maïs geteeld op een oppervlakte van 129.071 hectare, het overgrote deel daarvan in Spanje.