Algemeen

De bloemenstruik Rhabdothamnus solandri dreigt uit te sterven door een gebrek aan bestuivende vogels

Het gaat niet zo goed met de bloemenstruik Rhabdothamnus solandri, die op het noordelijke grote eiland van Nieuw Zeeland leeft en voor zijn bestuiving afhankelijk is van een drietal vogels: de New Zealand bellbird Anthornis melanura, de tui Prosthemadera novaeseelandiae en de stitchbird Notiomystis cincta. Deze diertjes drinken honing uit de bloemen van de struik, waarbij ze stuifmeel overbrengen. Maar twee van die drie vogelsoorten zijn inmiddels praktisch verdwenen uit het noorden van het land. Alleen op een paar kleine eilandjes voor de kust komen de vogels nog volop voor. In hun artikel beschrijven de biologen nu hoe de struik met het verdwijnen van de vogels ook achteruit is gegaan.

Insecticiden en fungiciden hebben een negatief effect op wilde plantensoorten, insecten en vogels in akkerbouwgebieden

Het gebruik van insecticiden en fungiciden heeft een doorslaggevend negatief effect op wilde planten- en diersoorten in de Europese akkerbouwgebieden. In een onderzoek van Wageningen UR en acht andere Europese universiteiten komt naar voren dat een verdubbeling van de agrarische productie leidt tot een halvering van het aantal wilde plantensoorten. Kevers en broedvogels gaan er met een derde op achteruit. Het internationale onderzoeksteam onderzocht in negen gebieden in West- en Oost-Europa steeds 150 percelen van dertig akkerbouwbedrijven. De onderzoekers maten 23 eigenschappen van het gebruik van het perceel en van het omringende landschap. Hiertoe behoren onder meer de afwisseling van het landschap, de mate van bemesting en de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen, zoals insecticiden en fungiciden. De analyses brachten eenduidig aan het licht dat de toepassing van insecticiden en fungiciden de enige variabelen waren die consistente, steeds weer terugkerende negatieve effecten hadden op de soortendiversiteit van planten, loopkevers en vogels.

Bestrijdingsmiddelen bedreigen waterplanten

Omdat waterplanten en moerasplanten in zeer nauw contact leven met het omringende water, zijn ze zeer gevoelig voor de verontreiniging van dat water. Allerlei afvalstoffen, meststoffen, herbiciden en pesticiden die op het land gebruikt worden zijn oplosbaar in water en komen uiteindelijk terecht in het oppervlaktewater, beken en rivieren. De achteruitgang, of zelfs het verdwijnen van water- en moerasplanten geeft daarom belangrijke signalen naar de gemeenschap van een globale verontreiniging van het leefmilieu. Sommige soorten zijn zeer gevoelig. Tot deze laatste groep behoren vele fonteinkruiden, zoals glanzig en plat fonteinkruid. Fonteinkruiden met grote bladen waren vroeger erg typisch voor onze rivieren. Nu zijn het bijna allemaal grote zeldzaamheden geworden.

De akkerflora verdwijnt door het gebruik van herbiciden

Veel natuurwaarden, zowel planten als dieren, zijn verdwenen. Akkers vertoonden vroeger een bonte kleurenpracht van korenbloemen, klaprozen, kamille en gele ganzenbloem. Daar kwamen veel insecten op af, wat samen met de zaden van de gewassen weer vogels zoals kneu Carduelis cannabina en veldleeuwerik Alauda arvensis trok. Helaas is de natuurlijke rijkdom van akkers in de twintigste eeuw sterk achteruit gegaan; 16 typische akkerplanten zijn in ons land zelfs uitgestorven. Sinds 1950 is de landbouw heel sterk veranderd. Sommige teelten – zoals klaver, boekweit en in de meeste streken ook vlas – zijn nagenoeg verdwenen. Andere gewassen worden, vooral als een gevolg van betere zaaizaadzuivering en herbiciden allerhande, veel minder dan vroeger ‘geteisterd’ door kleurrijke wilde bloemen. Van de akkerplanten in Nederland zijn er maar liefst 75 bedreigd. Rond 1960 kwamen er nog zo'n 120 plantensoorten regelmatig voor op akkers in Nederland. Tegenwoordig zijn dat er nog maar twintig. Dit zijn bijna altijd algemenere soorten die ook buiten akkers volop voorkomen.

Bloemen en bijen dreigen samen ten onder te gaan

De verscheidenheid aan wilde bijen daalt en tegelijkertijd neemt ook de verspreiding van plantensoorten die door bijen worden bestoven af. Een studie van Britse en Nederlandse onderzoekers leverde het tot nu toe sterkste bewijs dat de voortekenen zichtbaar worden van een wereldwijde bestuivingscrisis in de natuur. In de studie vergeleken onderzoekers bijna een miljoen waarnemingen, vooral door vrijwilligers verricht, op locaties van telkens 10x10 km in Engeland en Nederland. Daar noteerden zij het aantal wilde bijen en zweefvliegen en vergeleken de situatie van voor 1980 met die erna. In Nederland daalde het aantal soorten bijen in tweederde van de 99 onderzochte gebieden; in slechts vier gebieden nam het aantal bijen toe. Tegelijk met het dalend aantal bijensoorten verliezen ook de planten die door bijen worden bestoven terrein. In Engeland stelden de onderzoekers een achteruitgang vast bij zeventig procent van de plantensoorten die van insecten afhankelijk zijn voor hun bestuiving.

De bestuivingscrisis in de natuur: de wederzijdse afhankelijkheid van bijen en planten zorgt voor een neerwaartse spiraal die wordt bevorderd door milieuverontreiniging met imidacloprid

Naast de honingbij komen er in Nederland nog zo'n 340 andere bijensoorten voor. Ook hommels behoren tot de bijen. Niet elke bijensoort zoekt voedsel op dezelfde bloemen. Zo zijn er bijen die uitsluitend stuifmeel verzamelen op gele composieten. Andere hebben zich nog sterker gespecialiseerd en voeden hun larven uitsluitend met het stuifmeel van klavers, klokjes of zeeaster. Deze sterke relatie met bepaalde bloemen maakt bijen extra kwetsbaar: uit recent onderzoek blijkt dat bijen sterk te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse flora. Vice versa blijkt ook dat de planten die voor hun bestuiving op bijen zijn aangewezen, te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse bijenfauna. De wederzijdse afhankelijkheid zorgt voor een neerwaartse spiraal. Deze neerwaartse spiraal wordt de laatste jaren bevorderd door het sterk toegenomen gebruik van het neonicotinoide insecticide imidacloprid in de land- en tuinbouw. Vrijwel iedere toepassing van imidacloprid in Nederland veroorzaakt grond- en oppervlaktewaterverontreiniging waardoor wilde planten (en daarmee ook niet-doelwit insecten zoals bijen) ongewild worden vergiftigd met imidacloprid. Op 29-03-2012 werd het causale verband tussen bijensterfte en neonicotinoide bestrijdingsmiddelen in twee artikelen in het tijdschrift Science onweerlegbaar bewezen.

Het rozenkransje is zo goed als verdwenen uit Nederland door een gebrek aan bestuivers

Het Rozenkransje (Antennaria dioica) is een tweehuizige, kruipende plant, die zich behalve via zaad ook vegetatief kan uitbreiden. De soort was vroeger een algemene verschijning in schrale graslanden in de duinen en op de hogere zandgronden. Sinds 1950 is het Rozenkransje echter gestaag afgenomen, en nagenoeg ongemerkt behoort ze nu tot een van onze meest bedreigde planten. Momenteel resteren nog maar zes vindplaatsen: in het NoordHollands Duinreservaat, in Meijendel, op Texel en Schiermonnikoog, in het Goois Natuurreservaat bij Blaricum en in een heideterrein bij Havelte. De bestuiving van het Rozenkransje is mogelijk één van de factoren die de levensvatbaarheid en de kansen op herstel en uitbreiding beïnvloeden. De bloemhoofdjes worden bezocht door een breed scala aan insecten, verschillende soorten vliegen, zweefvliegen, bijen, mieren en dagvlinders. Het aantal insecten dat op de bloemhoofdjes wordt gezien is echter relatief laag.

Low hybrid onion seed yields relate to honey bee visits and insecticide use

Onion thrips, previously considered of minor importance to hybrid onion seed production in California, vector the newly introduced iris yellow spot virus, a serious pathogen of onions that can cause significant yield losses. Insecticide use to control onion thrips has increased in onion seed fields, coincident with a steep decrease in yields, especially in Colusa County. We found a strong positive correlation between honey bee activity and onion seed set, indicating that a lack of pollination may be contributing to the reduced yields. In addition, honey bee visits to onion flowers were negatively correlated with the number of insecticides applied per field and field size. Reduced onion seed yields in recent years could be associated with the increase in insecticide use, which may be repelling or killing honey bees, important pollinators of this crop.

Researchers have documented how the loss of pollinating birds affects a plant that depends on them

Anderson et al. studied three species of birds known to pollinate the shrub Rhabdothamnus solandri. They compared shrub populations at sites on the North Island of New Zealand, where the birds are functionally extinct, to populations at sites on three nearby islands, where the birds remain abundant. Combining field studies with experiments, the authors showed that functional extinction of the birds limited pollination of the shrub, reducing seed production by 84% and reducing the number of juvenile plants produced per adult by 55%.

Decreased Functional Diversity and Biological Pest Control in Conventional Compared to Organic Crop Fields

We assessed 30 triticale fields (15 organic vs. 15 conventional) and recorded vascular plants, pollinators, aphids and their predators. Further, five conventional fields which were treated with insecticides were compared with 10 non-treated conventional fields. Organic fields had five times higher plant species richness and about twenty times higher pollinator species richness compared to conventional fields. Abundance of pollinators was even more than one-hundred times higher on organic fields.