'Voedsel produceren met gif? Hoe zijn we ooit op dat onzalige idee gekomen?'

De Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes (67) vecht al jaren tegen pesticiden. Het kostte hem zijn gezondheid en zijn inkomen. ‘Spijt? Nee, ik wil aan de juiste kant van de geschiedenis staan.’

Op vrijdag 27 april stemden zestien Europese lidstaten voor een verbod op het gebruik van drie neonicotinoïden, afgekort: neonics. Dat zijn pesticiden waarvan inmiddels afdoende is bewezen dat ze massale sterfte van bijen en andere bestuivers tot gevolg hebben.

Het nieuws viel wat tussen de plooien. Alsook dat België een uitzondering bedong en verkreeg. Ons land onthield zich bij de stemming, net zoals Bulgarije, Letland en Litouwen. Drie andere voormalige Oostbloklanden (Hongarije, Roemenië en Tsjechië) stemden samen met Denemarken tegen.

‘Het is te laat en te weinig’, zegt de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes, auteur van het in 2010 verschenen The Systemic Insecticides: A Disaster in the Making. Een pyrrusoverwinning noemt Tennekes het verbod op neonics. Of ook: een schoolvoorbeeld van wat het Europees Milieuagentschap (EEA) in een rapport van 2013 ‘late lessons from early warnings’ noemt. Tennekes luidde samen met Jeroen van der Sluijs van de Universiteit Utrecht als eerste in de Lage Landen de klok over die neonics. Dat was in 2009 en ook dan al niet meer écht een early warning.

‘Al in 1994 zagen Franse imkers hun diertjes massaal voor de bijl gaan’, vertelt Tennekes. ‘Ze stonden voor een raadsel, gingen hun licht opsteken bij hun buren de boeren. Of die toevallig iets anders dan anders hadden gedaan op hun akker? Welja, ze waren begonnen met de zaadjes van zonnebloemen preventief te coaten met een laagje insecticide, zoals er antibiotica preventief in veevoeder worden gemengd.’

Het goedje komt in de nectar terecht en dat vergiftigt de bijen. ‘Wellicht, moest je toen in 1994 nog zeggen. Inmiddels weten we het wel zeker. Toch blijft dit verbod eerder beperkt. Het gaat om slechts drie pesticiden en niet iedereen doet mee. Ook is het niet omdat je vandaag met het gebruik ervan stopt, dat de al aangerichte schade daarmee gekeerd is. De werking van neonics is niet alleen afhankelijk van de dosis, maar ook van de blootstellingsduur. Je bent die stoffen met andere woorden niet zo snel kwijt en ze spoelen makkelijk in het grond- en oppervlaktewater.’

Zijn voortaan verboden, een beetje en misschien: imidacloprid en clothianidin, beiden van Bayer, en thiamethoxam van Syngenta.

Het is een begin. Toch? Het EEA schat dat er zo’n honderdduizend chemicaliën in commercieel gebruik zijn. Het goede nieuws is dat er sinds het begin van deze eeuw een pak regels, conventies en verdragen zijn gesloten. Er wordt dus wel gedweild. Het slechte nieuws is dat de kraan verder open staat dan voordien gedacht.

Het zit, gaat en kruipt overal. Tot op de top van de Mount Everest vind je arsenicum en cadmium in de bodem. Een baby wordt geboren met 300 chemische stoffen in het lichaam. ‘Dat is onethisch’, noemde de Deense milieu- en gezondheidsexpert Philippe Grandjean (Universiteit Harvard) het in een Pano-uitzending van 2015.

De vraag die het genoemde EEA-rapport in fine stelt: waarom zijn we zo hardleers? Waarom reageren we zo tergend traag op vaak al in een vroeg stadium gesignaleerde risico’s voor mens en milieu?

Het geldt overigens niet alleen voor chemicaliën in bodem, fauna en flora. Neem nu asbest, een natuurlijk product. Al in de jaren 30 werd onder meer in Groot-Brittannië en Nederland gewaarschuwd voor de gezondheidsrisico’s. Toch duurde het tot het einde van de vorige eeuw voor er een verbod kwam. Niet eens een totaalverbod en niet over de hele wereld.

‘De voorbije tien jaar,’ schreef EEA in 2013, ‘is almaar duidelijker geworden dat bepaalde chemische substanties zeer stabiel blijven in de natuur en dat ze langdurige en uiteenlopende effecten kunnen hebben vooraleer ze worden afgebroken in onschadelijke vorm.’

En verder: ‘Blootstelling aan toxische chemicaliën en bepaalde voeding kan schade berokkenen, met name aan kwetsbare groepen zoals foetussen in de baarmoeder of tijdens de kindertijd, wanneer het hormoonstelstel zich volop ontwikkelt. Zelfs blootstelling aan kleine doses kan verwoestende consequenties hebben, gaande van kanker en een ernstige impact op de menselijke ontwikkeling tot chronische ziekten en leerstoornissen.’

Waarom dus, dat getalm? Het is geen retorische vraag en de antwoorden hebben, niet anders dan in het geval van klimaatverandering, alles van doen met (des)informatie en (on)geloof.

We talmen omdat het risico voor mens en planeet nooit vanaf de vroegste waarschuwing sluitend kan worden bewezen. ‘Er is meer onderzoek nodig.’ We treuzelen omdat er moedwillig, vanwege immense commerciële belangen, twijfel wordt gezaaid. ‘Ligt het misschien toch niet aan X, maar aan Y of Z?’ Niet aan de sigaret, zegt de tabaksindustrie, maar aan het fijnstof? Niet aan het pesticide, zegt de chemiereus, maar aan een parasiet of een mijt? ‘En altijd en overal vind je wel “onafhankelijke” wetenschappers bereid om dat spel met door de industrie gesubsidieerd onderzoek mee te spelen’, zegt Tennekes.

Samengevat is dit het dilemma, de catch 22 die de mens doet talmen om dat op de eigen slaap gerichte geweer te laten zakken: we weten het niet zeker en ook als we het al zeker zouden kunnen of moeten weten, geloven we het daarom nog niet. We zien de urgentie niet omdat we het gevaar niet (direct) zien, horen of ruiken. A fortiori als het om gif gaat, om de chemicaliën en pesticiden waar Rachel Carson al in de jaren 60 voor waarschuwde in haar boek Silent Spring (1962) en de Club van Rome in haar rapport Grenzen aan de Groei (1972).

Er is nog een reden, misschien wel de meest dwingende, waarom we altijd weer langer laten betijen dan goed is voor mens en planeet. Het gif bracht ook welvaart. Na de oorlog stond alles in het teken van de wederopbouw en de vooruitgang. Asbest, kernenergie, pesticiden: ze deden wonderen. Ze verbeterden op korte termijn de levensomstandigheden van velen.

Een vergiftigd geschenk misschien, maar wél een geschenk. Je kijkt het niet meteen in de bek. De collateral damage is voor later. Alleen, altijd wordt later ooit nú.

‘Het is geen vijf voor maar vijf na twaalf’, zegt Henk Tennekes. ‘We spelen al meer dan vijftig jaar Russische roulette met de natuur. Zegt de naam Sicco Mansholt u iets? Dat was een Nederlandse boer die het als politicus van PVDA eerst tot minister van Landbouw en van 1958 tot 1972 tot Europees commissaris van Landbouw schopte.’

‘Hij heeft die periode van expansie en industrialisering van de landbouw niet alleen meegemaakt, hij trok zelf aan de kar. Na de oorlog moesten de akkers groter, er moest op een efficiëntere manier meer voedsel worden geproduceerd. Van alles kwam er meer: kapitaal, fertilisers, pesticiden. Op het einde van zijn leven kwam hij tot inkeer. Wat hebben we in hemelsnaam gedaan?’

‘Ook de Engelse biologe Jane Goodall zei al: “Op een dag zullen we terugkijken op deze donkere bladzijde in de geschiedenis van onze landbouw en het hoofd schudden. Hoe hebben we ooit kunnen geloven dat het een goed idee was om ons voedsel te produceren met gif?” Ja, hoe zijn we inderdaad op die onzalige gedachte gekomen? We hebben vandaag meer dan ooit zo’n Mansholt nodig. Iemand die zegt: het roer moet om. En wel nú.’

‘Maar ja, waar vind je zo’n Mansholt?’ zucht Tennekes tussen twee hoestbuien door. Hij praat moeizaam, lijzig. Het is het gevolg van zijn parkinson. De ziekte kluistert hem het merendeel van zijn tijd aan een stoel in zijn krap appartementje in Zutphen aan de IJssel in de provincie Gelderland. Het is een prachtige streek zo in de lente. Alles staat in bloei, vogels en bijen kwetteren en gonzen, al is dat dan merkbaar minder dan vroeger.

Hij kan er zelf niet meer gaan struinen, langs de IJssel. Hij woont één hoog, is aangewezen op rollator en traplift. Maar hij weet genoeg, het staat ook allemaal op zijn computer. De schrikwekkende achteruitgang van insecten (zie ook DS Weekblad, 17/02/18) en vogels. Bijna 1.500 vogelsoorten, of één op de acht vogels, zijn met uitsterven bedreigd, meldt een recent rapport van BirdLife International. Bij 40 procent van de 11.000 vogelsoorten neemt de populatie af.

‘De bedreigingen zijn talrijk en gevarieerd,’ zegt Tris Allinson, auteur van het rapport, ‘maar altijd van menselijke makelij.’ Hij wijst onder meer op landbouw (met stip staat genoteerd: het gebruik van neonics), bebouwing, energieproductie en vervuiling. ‘Het is niet enkel slecht nieuws voor de vogels,’ zegt Allinson, ‘maar ook een waarschuwing voor de hele planeet.’

Nog meer cijfers: percentages conventioneel geproduceerd fruit dat volgens de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) belast is met bestrijdingsmiddelen. Appels 68%. Bananen 84%. Mandarijnen 81%. Sinaasappels 83%. Perziken 75%. Peren 77%. Aardbeien 78%. Druiven 80%.

‘De mens is het enige wezen dat zichzelf langzaam vergiftigt’, zegt Tennekes. ‘Het zijn het veelvoud van en de langdurige blootstelling aan toxische stoffen die ons ziek maken. Een cumulatieve vergiftiging. We worden wel steeds ouder, maar driekwart van de 65-plussers heeft een chronische ziekte. De helft daarvan meer dan één. En die houden we weer in leven met chemie. Kortom, we maken mensen ziek met chemie en we houden ze in leven met chemie. Dat is de paradox. Het is heel cynisch. En er wordt geweldig aan verdiend.’

Tennekes specialiseerde zich aan de Universiteit van Wageningen in humane voeding. Via een hoogleraar daar, Jan Koeman, kon hij aan de slag in het researchlaboratorium van Shell in Engeland. Koeman had het verband gelegd tussen vogelsterfte en het afvalwater van een fabriek van Shell in Pernis dat in de Waddenzee stroomde.

‘Ik deed onderzoek naar een insecticide genaamd Dieldrin. Shell had daar veel geld mee verdiend, maar het bleek bij muizen leverkanker te veroorzaken. Dat is ook de reden waarom EPA, de Amerikaanse milieu-autoriteit, het uiteindelijk verbood. Het bijzondere en verontrustende aan wat daar aan het licht kwam, was dat Dieldrin het DNA niet beschadigde, maar toch kankerverwekkend bleek.’

Het onderzoek, dat hij later voortzette aan het Kankeronderzoekscentrum in Heidelberg, legde mee een stukje van de puzzel die tot het inzicht leidde dat er niet zoiets bestaat als ‘veilig gif’.

‘De industrie zwaait graag met de notie van drempelwaarden’, zegt Tennekes. ‘Zogenaamde veilige doses waaraan de mens kan worden blootgesteld zonder ziek te worden. Maar dat is zonder het cumulatieve effect gerekend. Een hoge dosis veroorzaakt snelle sterfte, de langdurige blootstelling aan een lage, hier en nu “veilig” geachte dosis langzame sterfte. Dat zet natuurlijk erg veel sussende praatjes van de chemische industrie op de helling.’

Petite histoire, maar wel van het soort tragische ironie waarvan de geschiedenis vol zit: de basis van dat inzicht werd in de oorlog gelegd en aan de foute kant. ‘In Heidelberg leerde ik de farmacoloog Hermann Druckrey kennen’, zegt Tennekes. ‘Een controversieel figuur, want een gewezen nationaalsocialist. Hij onderzocht tijdens de oorlog al de relatie tussen dosis en werking van gif. Na de oorlog kwam hij terecht in een interneringskamp, waar hij samen met een andere nazi, de fysicus Karl Küpfmüller, met potlood en liniaal op wc-papier een theorie ontwikkelde over die tijdsafhankelijke toxicologie.’

Het is die loskoppeling tussen ‘veilige’ dosis hier en nu en dodelijke werking op langere termijn die mee een antwoord biedt op de hamvraag waarom we zo talmen. Het is het kiertje waarlangs (des)informatie en (on)geloof binnenglippen.

Dat Tennekes zijn parkinson heeft overgehouden aan zijn onderzoek naar Dieldrin, is wel zeker. Hij heeft het nooit voor de rechtbank gebracht of zelfs maar willen brengen. Een schadevergoeding heeft hij nooit gehad of nagestreefd.

‘Waarom?’, zegt hij laconiek. ‘Ik beschouw het als een beroepsrisico. Als onderzoeker heb ik een gouden kans gekregen bij Shell. Ik had er ook een prima begeleider. Nee, over Shell hoor je me wat dat betreft niet mopperen.’

Na Heidelberg bouwde Tennekes overigens een goed gevulde carrière uit als consultant van andere chemiereuzen: Sandoz, Ciba-Geicy, Monsanto, Novartis. ‘In 2009 verloor ik op slag mijn broodwinning’, zegt hij. ‘Op ons ingezonden stuk in NRC en een publicatie in het vaktijdschrift Toxicology over de neonicotinoïden volgde er een letter to the editor van Bayer. Geen enkel chemiebedrijf wilde zijn naam nog aan de mijne gelieerd zien en ik verloor al mijn inkomsten.’

Leer ze hem kennen, de grote spelers die ook Groen-Europarlementslid Bart Staes in een dossier over de neonics al eens ‘handelaars in twijfel’ noemde. ‘Door twijfel te zaaien via schijnbaar “wetenschappelijk gebaseerde” argumenten’, schreef Staes, ‘blokkeren agrochemische bedrijven doeltreffende actie door de EU.’

‘Dat heeft die mooi gezegd’, vindt Tennekes. ‘Handelaars in twijfel, ja ja.’

In een rapport van 2017 roepen VN-experten mensenrechten (!) op voor een ‘globaal verdrag om gevaarlijke pesticiden te reguleren’. ‘Chronische blootstelling aan pesticiden wordt gelinkt aan kanker, alzheimer, parkinson, hormoonverstoring en andere kwalen’, schrijven ze.

‘En toch’, schreef Robert Hunziker in Counterpunch, een Amerikaans magazine voor onderzoeksjournalistiek, over dat VN-rapport: ‘De life and death question of leven-doodsvraag van deze eeuw blijft: veroorzaakt excessieve chemische blootstelling chronische ziektes, of is er iets anders aan het werk in het menselijke lichaam?’

‘Dus moeten we de zaak omgooien. We zullen het pas weten als we het milieu volkomen reinigen van die gifstoffen. Alleen dan hebben we een zekere kans op herstel, alleen dan zullen we het zeker weten.’

Ergo, een totaalverbod op pesticiden of niets?
‘Daar komt het op neer, ja.’

Tussen Carsons early warning en een verbod op DDT lag een decennium, voor de neonics hebben we na een kwarteeuw een halfslachtig verbod. Het wordt niks in dit tempo?
‘It won’t work, nee.’

Stel dat het zou kunnen, een totaalverbod hier en nu. Dat heeft consequenties voor de voedselproductie. Als er door minder pesticidegebruik minder voedsel geproduceerd kan worden, kijken we aan tegen meer honger in de wereld.
‘Waarschijnlijk wel. Op zo’n punt kom je altijd als je te lang talmt. Het venster van mogelijkheden sluit zich, er is geen goede optie meer. Albert Einstein zei: “Twee dingen zijn oneindig: het universum en de menselijke stupiditeit. Over het universum ben ik niet zo zeker.”’

Kunnen we ooit 100 procent zeker zijn? Tennekes antwoordt met een tegenvraag: ‘Hoever gaat ons geloof in wiskunde? Causaliteit bewijzen is vrijwel onmogelijk. Je kunt bij een zeventigjarige die alzheimer heeft niet bewijzen dat hij het heeft gekregen omdat hij veelvuldig fruit en groenten met neonics heeft gegeten in zijn jeugd. Dat klopt.’

‘Het is, zoals met klimaatverandering, een politieke kwestie. Ook daar blijft men twijfel zaaien. Zegt men: “Het is een kwestie van geloof, niet van wetenschappelijke zekerheid”. Het is maar welke waarde je aan wiskunde hecht. Met wiskunde zijn we naar de maan gereisd, door de gravitatiewet van Newton. In de toepassing ligt vaak het antwoord. Toen de mens op de maan stond, wisten we voor eens en altijd dat het waar was wat Newton had gezegd.’

‘Dus moeten we de zaak omgooien. We zullen het pas weten als we het milieu volkomen reinigen van die gifstoffen. Alleen dan hebben we een zekere kans op herstel, alleen dan zullen we het zeker weten.’

Ergo, een totaalverbod op pesticiden of niets?
‘Daar komt het op neer, ja.’

Tussen Carsons early warning en een verbod op DDT lag een decennium, voor de neonics hebben we na een kwarteeuw een halfslachtig verbod. Het wordt niks in dit tempo?
‘It won’t work, nee.’

Stel dat het zou kunnen, een totaalverbod hier en nu. Dat heeft consequenties voor de voedselproductie. Als er door minder pesticidegebruik minder voedsel geproduceerd kan worden, kijken we aan tegen meer honger in de wereld.
‘Waarschijnlijk wel. Op zo’n punt kom je altijd als je te lang talmt. Het venster van mogelijkheden sluit zich, er is geen goede optie meer. Albert Einstein zei: “Twee dingen zijn oneindig: het universum en de menselijke stupiditeit. Over het universum ben ik niet zo zeker.”’

Tennekes werd ziek en krabbelde financieel pas recent weer recht. ‘Ik klaag niet. Ik krijg weer af en toe opdrachten en een zetel in een consortium van experten.’

Maar spijt? ‘Nee, ik wil aan de juiste kant van de geschiedenis staan.’

Een beladen uitspraak, weet hij, en ze heeft ook alles te maken met de Tweede Wereldoorlog, dat zwarte gat én vliegwiel van de waanzinnige 20ste eeuw.

‘Op een dag rende mijn zusje naar mijn vader toe: “Papa, ben jij een landverrader?” Dat zeiden de kinderen op school namelijk. Toen pas heeft hij over zijn oorlogsverleden verteld. Hij kwam uit een gebroken gezin. Zijn vader was ongelukkig getrouwd en scheidde. Mijn vader werd in de oorlog toegewezen aan zijn moeder, met wie hij niet overweg kon. Hij trapte het thuis af, meldde zich vrijwillig bij het Duitse leger en ging vechten in Rusland. Toen mijn zusje hem daarmee confronteerde, dacht hij er goed aan te doen om ons daarover in te lichten. Dat is een zware belasting op mijn jeugd geworden. Ik voelde me ontzettend schuldig, het voelde als een erfzonde. Het heeft mij gevormd, mijn geweten gescherpt.’

Hij laat een stilte vallen. ‘Begrijpt u waarom ik móést praten over die neonicotinoïden?’

Het is vrijdag 4 mei en ook in Gelderland vindt vandaag de Nationale Dodenherdenking plaats. De lente is mooi en stil, maar die oorlog duurt altijd maar voort. Dat wist ook Rachel Carson. Tennekes stuurt ons huiswaarts met een laatste anekdote. Een leven-doodsgedachte.

‘Op 7 mei 1945 werd in Reims de capitulatie getekend. Er was vreugde omdat de geallieerden de nazi’s klein hadden gekregen, maar echt juichen deed niemand. Waarom niet? vroeg iemand aan Richard Helms, toen werkzaam bij de Office of Strategic Services, later directeur van de CIA. “Ik weet het niet”, antwoordde hij. “Of toch ook wel. It was a mighty close call.” De Duitsers stonden zoveel verder dan de geallieerden. Ze hadden de atoombom kunnen hebben. Het scheelde maar een haar of er was een V2 met 1.000 kilogram sarin (in 1938 door de pesticidespecialist Gerhard Schrader voor IG Farben ontwikkeld zenuwgas, red.) op Londen gevallen.’

Kunnen we, mutatis mutandis, hetzelfde zeggen over de stand van de planeet vandaag? Dat het een mighty close call zal zijn geweest?

‘Als we het redden? Ja. Een verdomd nipt zaakje. Daarvoor moet het roer dus helemaal om. Redden wat er te redden valt. De toestand is ernstig en maar weinig mensen realiseren het zich.’

Bron: Filip Rogiers in De Standaard, 11 mei 2018
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180511_03507500