Het Ctgb en de neonicotinoïden of hoe een door Henk Tennekes beschreven ecologische ramp werkelijkheid werd

Het bewijs dat een nieuw type pesticide zeer schadelijk is, stapelt zich op. Maar de autoriteiten luisteren liever naar wetenschappers die op schoot zitten bij de agrochemische industrie. Het instorten van bijenkolonies in heel de Verenigde Staten en Europa. De massale sterfte van kikkers in meertjes in de Sierra Nevada. De woekering van infecties onder de Japanse rijstvis. De kaalslag onder vleermuizen. De dramatische daling in het aantal weidevogels. Al dit leed brengt de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes in verband met een nieuw type pesticiden, de neonicotinoïden.

Deze middelen zijn sinds de jaren negentig big business. Hun grote voordeel voor boeren en tuinders: je hoeft ze niet over het land te spuiten, maar je kunt ze als coating op plantenzaadjes aanbrengen. Maar volgens Tennekes is hun grootschalige verspreiding op gewassen en in het oppervlaktewater de opmaat tot een ecologische ramp. De toxicoloog uit Zutphen vond een werkingsmechanisme dat ervoor zorgt dat chronische blootstelling aan neonicotinoïden al bij zeer kleine hoeveelheden fnuikende gevolgen heeft. Neurologisch onderzoek zou uitwijzen dat het zenuwgif zelfs de ontwikkeling van de menselijke foetus kan aantasten. Samen met wetenschappers uit Engeland en Australië publiceerde Tennekes onlangs een alarmistisch artikel in het Journal of Environmental Immunology and Toxicology. ‘Dit artikel is een wake-upcall voor de wereldautoriteiten, milieuagentschappen en wetenschappers,’ besloten de auteurs.

Al snel nadat Bayer de eerste neonicotinoïde introduceerde, imidacloprid, kwamen er geruchten op gang over de fatale uitwerking ervan. Zuid-Franse imkers zagen tot hun ontzetting dat veel bijen de weg terug van hun zonnebloemen naar de korf niet konden vinden. De honingproductie liep met wel 60 procent terug. Het duurde niet lang tot er een verdachte in beeld kwam: het nieuwe middel Gaucho (met als werkzame stof imidacloprid) waarmee de zonnebloemen waren behandeld. De Franse overheid besloot het spul in 1999 als zaadcoating voor zonnebloemen te verbieden. In 2003 volgde een verbod op het gebruik bij maïszaadjes.

Maar de officiële instanties in Europa en Nederland – de European Food Safety Authority (EFSA) en het Nederlandse College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) – houden tot op de dag van vandaag bij hoog en laag vol dat de neonicotinoïden in de toegelaten doseringen veilig zijn. Hoe dat kan? Het lijkt erop dat ze hun oor te veel hebben laten hangen naar wetenschappers met warme banden met de agrochemische industrie.

In een brief aan het ministerie van Landbouw reageerde het College dat verantwoordelijk is voor de toelating van bestrijdingsmiddelen op de Nederlandse markt begin april ferm op twee net in Science verschenen artikelen die als een bom waren ingeslagen. Een Franse groep onderzoekers presenteerde in het toptijdschrift een experiment waarbij honingbijen die mochten eten van suikerwater waarin neonicotinoïden, met een zendertje werden uitgerust. Hun vermogen de weg naar huis te vinden, bleek ernstig aangetast, wat sterk bijdroeg aan het risico dat de kolonies instortten. Britse wetenschappers beschreven in het blad een tweede studie waarin hommels stuifmeel en suikerwater toegediend kregen met realistische doses imidacloprid. Het aantal nieuwe koninginnen nam met maar liefst 85 procent af. De slotboodschap van de auteurs was niet mis te verstaan. ‘Aangezien hommels waardevolle bestuivers van gewassen en wilde bloemen zijn en vitale componenten van ecosystemen, vinden wij dat er een dringende noodzaak is om waar ook maar mogelijk alternatieven te vinden voor het wijdverbreide gebruik van neonicotinoïde pesticiden op bloemgewassen,’ schreven ze.

Die boodschap was niet aan het Ctgb besteed. Imidacloprid was in Nederland wel toegelaten, maar niet voor gewassen die aantrekkelijk zijn voor hommels en bijen, schreef de organisatie. ‘Deze bloottstellingsituatie zal zich in Nederland dus niet voordoen.’ Ook de studie met honingbijen wees het College af als irrelevant. De in de test gebruikte dosering zou vijf keer hoger zijn dan in het veld wordt aangetroffen. In een van zijn laatste optredens als staatssecretaris van Landbouw en Natuur beriep Henk Bleker zich in oktober nog op deze stellingname van het Ctgb om niet in actie te hoeven komen: er is ‘geen aantoonbaar of bewezen verband tussen de Nederlandse toelatingssituatie en de in de studies toegepaste doseringen; er zijn dus geen effecten geconstateerd, wat direct ingrijpen niet nodig maakt’, zei hij in de Tweede Kamer.

Alleen rammelt de redenering van het College, zegt Jeroen van der Sluijs, universitair hoofddocent nieuwe risico’s aan het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht, gasthoogleraar in Versailles en co-auteur van het hoofdstuk over de bijenkwestie in het binnenkort te verschijnen rapport ‘Late lessen uit vroege waarschuwingen’ van het Europees Milieuagentschap. ‘Het is faliekante onzin dat maïs, een gewas waarbij zaadbehandeling met neonicotinoïden is toegelaten in Nederland, niet aantrekkelijk is voor bijen. Ook bekijkt het Ctgb alleen de blootstelling via het stuifmeel en nectar van de behandelde gewassen. Maar neonicotinoïden komen ook in hoge concentraties voor in bijvoorbeeld paardebloemen en in het oppervlaktewater. De feitelijk in Nederland gemeten concentraties zijn hoger dan die in de Science-studies zijn gebruikt.’

In een reactie zegt het College dat het allerminst ontkent dat maïs voor bijen aantrekkelijk is. Om de stelling te staven dat de blootstellingssituatie uit de Science-studie in Nederland niet voorkomt, beroept het zich erop dat de toelating voor imidacloprid op zaden van dit gewas is ingetrokken, overigens op verzoek van Bayer zelf. Blijkbaar zet dit bedrijf zijn kaarten op een andere neonicotinoïde. En die is in Nederland wél nog steeds toegelaten voor toepassing in maïszaden. Net als een neonicotinoïde van het bedrijf Syngenta.

Met een buisje roze, met imidacloprid gecoat maïszaad zit Van der Sluijs op zaterdag 17 november in de kantine van natuurmuseum Naturalis. Een halve eeuw nadat Rachel Carson Silent Spring schreef, haar alarmerende boek over de dode lente ten gevolge van pesticidengebruik, maken wetenschappers op het sympo­sium Silent Spring de balans opnieuw op. En vrolijk is de stemming onder het gezelschap entomologen en milieukundigen niet. Op het eerste gezicht is er goed nieuws: het gebruik van pesticiden is in de afgelopen decennia enorm afgenomen. Alleen is het aantal gebruikte kilogrammen bestrijdingsmiddel een bedrieglijke maat. Want het spul is vele malen gevaarlijker geworden. Van der Sluijs heeft berekend dat imidacloprid zevenduizend maal giftiger is dan DDT, de stof waar Carson zich zo druk over maakte. In één roze maïszaadje uit zijn buisje zit genoeg gif om ruim tweehonderdduizend bijen te doden. En het leeuwendeel van het goedje komt niet in de plant maar in het milieu terecht. De Britse hoogleraar Dave Goulson, hoofdauteur van een van de publicaties in Science, schreef in een verklaring voor een onderzoekscommissie van het Britse parlement: ‘Er lijkt mij een urgente noodzaak te zijn om het lot te bepalen van de 98 procent van de neonicotinoïden die niet in het gewas belanden en uit te vinden welke impact ze hebben op het milieu.’

Op het Silent Spring Symposium schetst de Wageningse hoogleraar natuurbeheer Frank Berendse een treurig beeld van de terugloop van grutto, kwartel, grauwe gors en gele kwikstaart. De populaties van twaalf van de vijftien vogelsoorten die typisch zijn voor het boerenlandschap zijn in de afgelopen dertig jaar met meer dan 50 procent gekrompen. De resultaten van zijn onderzoek suggereren een sterk verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Bij de discussie over hoe realistisch de concentraties in de Science-studies waren kan Berendse zich nog wel wat voorstellen. Maar een nieuwe publicatie in het oktobernummer van Nature komt naar zijn smaak aan veel van de mogelijke kritiek tegemoet. ‘Er is zeer urgent aandacht nodig voor de effecten van neonicotinoïden,’ besluit hij zijn presentatie.

Ook Martina Vijver van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden en samensteller van de in juni verschenen bestrijdingsmiddelenatlas heeft geen opwekkend nieuws. ‘Een groot deel van Nederland is probleemgebied wat betreft bestrijdingsmiddelen in het water,’ zegt ze. En als de normen worden overschreden, is imidacloprid vaak de boosdoener. Ze heeft becijferd dat twintig druppels ervan voldoende zijn om de maximaal toelaatbare hoeveelheid in één kilometer kanaal te halen. Vijver ziet ook mogelijke oplossingen. Aangezien de concentraties bestrijdingsmiddel veruit het hoogst zijn vlak langs de 350.000 kilometer sloot die Nederland heeft, is het wijs overal een teeltvrije zone van 1,5 meter langs de waterkant aan te houden.

Intussen blijft het Ctgb keer op keer verkondigen dat wij ons in Nederland echt geen zorgen hoeven te maken: in een driehonderd pagina’s dik rapport uit 2011 waarin het de risico’s van neonicotinoïden beoordeelde; in een brief aan het ministerie over het werk van Henk Tennekes; in het schrijven over de Science-publicaties. En ook bij het Silent Spring symposium. Iemand van het Waterschap Rijnland, waar de vervuiling van het slootwater met neonicotinoïden het hoogst is, staat op in de zaal en doet een oproep hem te hulp te schieten door ze te verbieden. Maar een vertegenwoordiger van het Ctgb herhaalt in reactie daarop het standpunt dat er geen bewezen gevaren zijn.

Wie zijn die mannen en vrouwen van stavast van het Nederlandse College? Het volumineuze rapport uit 2011 is gemaakt door vier beoordelaars, van wie slechts eentje gepromoveerd is, en die geen van allen belangrijke wetenschappelijke publicaties over het onderwerp op hun naam hebben. De baas van het Ctgb, Bart Bosveld, verlaat 1 januari 2013 de organisatie. Hij wordt de Europese directeur van de Society of Environmental Toxicology and Chemistry (SETAC), waar hij ook werkte voor hij naar het Nederlandse College kwam.

‘Dat heet de draaideur,’ zegt Van der Sluijs ironisch over de overstap van Bosveld. Het is een bekend probleem in de wereld van de milieu- en voedselveiligheid. Figuren op sleutelposities pendelen heen en weer tussen de controlerende instanties en organisaties die nauwe banden hebben met de partijen waarover ze toezicht moeten houden. Aan dat profiel voldoet SETAC zonder meer. De club staat zich erop voor onafhankelijk te zijn, maar is voor haar financiering sterk afhankelijk van de chemische industrie. Ook inhoudelijk blazen de agrochemische bedrijven een toontje mee. Neem de laatste workshop over de risicobeoordeling van pesticiden voor bestuivers die SETAC organiseerde. Een werknemer van Bayer CropScience mocht meeschrijven aan het verslag ervan. In de stuurgroep zat één wetenschapper in dienst van de universiteit tussen een meerderheid van vertegenwoordigers van overheidsinstanties en pesticidenfabrikanten als Bayer, BASF en Syngenta.

Niet alleen de toezichthouders, ook wetenschappers met een belangrijke stem in het debat over neonicotinoïden hebben vaak korte lijntjes naar de agrochemische industrie. De organisatie waar Bosveld binnenkort directeur wordt, had tot voor kort Paul van den Brink als president. Bij Van den Brinks benoeming als buitengewoon hoogleraar chemische stress ecologie in 2008 vermeldde het persbericht van Wageningen Universiteit dat zijn leerstoel werd gefinancierd door een consortium van onder andere Syngenta, Bayer en Alterra, een aan de universiteit van Wageningen gelieerd onderzoeksinstituut. In zijn oratie bestreed Van den Brink de gedachte dat hij een vazal van de industrie was. Hij was niet afhankelijk van een broodheer, maar diende er vele, en zijn onafhankelijkheid was zijn hoogste goed. Toch bewijst hij met zijn wetenschappelijke werk de industrie keer op keer goede diensten, vindt Jeroen van der Sluijs. Van den Brink ontwikkelde een methode voor de inschatting van de risico’s van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater. ‘De industrie heeft dankbaar gebruik gemaakt van zijn methode bij het oprekken van de normen voor neonicotinoiden,’ zegt Van der Sluijs. In 2011 publiceerden ecotoxicologen van de Universiteit van Leipzig een artikel waarin ze betoogden dat de door de Wageningse hoogleraar ontwikkelde methode faalt en dat schadelijke effecten al bij duizend keer lagere concentraties zijn geconstateerd. In een reactie laat Paul van den Brink weten dat het bij de financiering van zijn leerstoel door Bayer en Syngenta om geringe bedragen ging, ‘veertigduizend per jaar of zo’, en dat hier mei dit jaar een einde aan kwam. Zijn onafhankelijkheid is naar zijn eigen overtuiging niet in het geding. ‘Ik heb alleen onderzoek gedaan naar de methodiekontwikkeling, heb nooit hun producten gebruikt, maak de regels niet en doe de risicobeoordelingen niet. Dat is aan de overheid.’ Geen sprake van dat zijn werk heeft bijgedragen aan soepelere regelgeving, zegt Van den Brink. ‘Uiterst curieus dat Van der Sluijs dit op mijn bordje leg. Hij dicht mij nogal wat macht toe.’ Ook de kritiek van de Duitse ecotoxicologen legt hij naast zich neer. ‘Met een collega ben ik hun techniek op andere stoffen dan neonicotinoïden aan het toepassen. Dan komt eruit dat mijn methodiek in al deze gevallen juist gevoeliger is.’

Dat mag zo zijn, maar juist bij neonicotinoïden spelen de effecten van chronische blootstelling een grotere rol dan bij andere stoffen, en die komen volgens Van der Sluijs en de toxicologen uit Leipzig niet goed naar voren bij toepassing van de methode Van den Brink. Feit is dat zijn methodiek in 2003 door Bayer werd toepast in een veldstudie waarbij de biologische effecten van imidacloprid werden gemeten. En op basis van die veldstudie besloot het Ctgb in 2008 om in plaats van de gangbare norm uit het waterkwaliteitsbeleid van 13 nanogram per liter een vele malen ruimere norm van 1470 nanogram per liter te hanteren voor de aanwezigheid van imidacloprid in slootwater.

Een man met wie de pesticidenfabrikanten ook gelukkig kunnen zijn, is Tjeerd Blacquière. De medewerker van het Wageningse instituut Plant Research International mocht van voormalig staatssecretaris Bleker vorig jaar leidinggeven aan een poging al het onderzoek naar het verband tussen neonicotinoïden en bijensterfte nog een keer tegen het licht te houden. De conclusie: niets aan de hand. Alleen was Blacquière wel een wonderlijke keuze van Bleker. Weten­schappelijke publicaties over het thema had hij op dat moment nog niet op zijn naam. Onderzoeks­bureau Profundo legde voor televisieprogramma Zembla bloot dat Blacquières instituut projecten deed voor onder meer Bayer en Syngenta.

Ook op het internationale toneel zijn er vele wetenschappers met uitstekende contacten binnen de industrie en de regelgevende instanties. Een spin in het web is Helen Thompson. Het gerucht ging al lang, maar uit onlangs met een beroep op de Freedom of Information Act bemachtigde documenten blijkt onomstotelijk dat zij betrokken was bij de studies op basis waarvan Bayer toelating op de markt vroeg voor imidacloprid. Systematisch verkondigt zij op vele belangrijke posities de boodschap dat neonicotinoïden veilig zijn. Ze was prominent lid van de commissie van de Europese voedselveiligheidsautoriteit die zich over het verband tussen pesticiden en bijensterfte boog. Alleen verzuimde ze haar werk voor Bayer te vermelden in haar Declaration of Interest. Nu leidt ze de groep binnen de Britse overheidsinstantie voor milieu- en voedselveiligheid die zich over de bijtjes ontfermt. Bovendien is ze voorzitter van de internationale Bee Protection Group, een club waarvan de adviezen het regelmatig tot officieel EU-beleid schoppen. Dit gezelschap heeft niet echt een reputatie van onafhankelijkheid opgebouwd. Op een bijeenkomst in oktober 2008 van de Bee Protection Group in Boedapest deed een groep onder leiding van een wetenschapper van BASF een opmerkelijk voorstel voor de aanpassing van de regelgeving voor het testen van bijenbroedsel. Het klinkt absurd, maar het staat echt in de sheets van de presentatie: pas bij een afname van maar liefst vijftig procent van het aantal eitjes is er reden voor verder testen. De voorzitter van de bijeenkomst dankte een imposant rijtje grote jongens in pesticidenland voor hun sponsoring: BASF, Bayer, Syngenta, Dow en Dupont.

Bij het laatste jaarlijkse internationale symposium van de Bee Protection Group in Wageningen werd een nieuw bestuur aangesteld. Van de partij is onder meer Anne Alix. Ook zij is een typisch voorbeeld van een wetenschapper met een imposante collectie petten. Op dit moment is ze werkzaam bij het Franse ministerie van Landbouw op het bureau dat zich bezighoudt met regelgeving en toelating tot de markt van bestrijdingsmiddelen. Tegelijkertijd is ze bij Dow Agrosciences verantwoordelijk voor het risicobeleid. Bij de club waar Bart Bosveld naartoe gaat, stuurt ze eveneens de groep voor risicobeoordeling aan. Ook bij de Bee Protection Group ontfermde ze zich al over dit onderwerp. Voor al die organisaties doet ze werk waarover de industrie zich in haar handen kan wrijven. Zo was ze in 2010 co-auteur van een voorstel voor een methodiek van veiligheidsbeoordeling die alleen de acute giftigheid, niet de chronische toxiciteit meeneemt.

Voorzitter Helen Thompson neemt ook een nieuw, Nederlands lid onder haar hoede, een medewerker van het Ctgb. Zorgwekkend dat de controlerende instanties, de fabrikanten van de producten die ze kritisch tegen het licht moeten houden en de clubs die de methodieken ontwerpen volgens welke ze moeten worden gecontroleerd zo bij elkaar op schoot zitten, vindt Van der Sluijs. ‘Op die manier keurt de slager niet alleen zijn eigen vlees, maar bepaalt hij ook nog eens de criteria waarop het beoordeeld wordt.’

In een reactie laat Bart Bosveld weten dat het ‘delen van onze kennis in verschillende overleggen met uiteenlopende partijen’ een teken is dat het Ctgb zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. ‘Dit tast de onafhankelijkheid van het Ctgb niet aan. Dat geldt ook voor mijn overstap.’

Checken of de keuring deugdelijk verloopt, is haast onmogelijk. Want de studies op grond waarvan de toelatingsinstanties in Europa en Nederland bestrijdingsmiddelen tot de markt toelaten, zijn niet openbaar. Henk Bleker kon daar alle begrip voor opbrengen. In oktober liet hij zich nog kennen als een uitstekend pleitbezorger van de zaak van de agrochemische industrie. ‘Het zijn vaak concurrerende aanvragers, en van hen kun je niet verlangen dat zij hun middelen, technieken enzovoorts aan de hele wereld prijsgeven. Alleen al het indienen van aanvragen is vaak een miljoenenzaak,’ zei hij in een commissievergadering. De scheidende staatssecretaris beriep zich op de Europese gewasbeschermingsverordening die bedrijven deze geheimhouding toestaat vanuit concurrentieoverwegingen. Alleen vergat hij even dat het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat deze onderzoeken belangrijke milieu-informatie bevatten en op grond van het Verdrag van Aarhus openbaar moeten zijn.

Nieuwe ronde, nieuwe kansen. De boerenpartij CDA is gedecimeerd. Co Verdaas, de nieuwe staatssecretaris van Natuur en Milieu van de PvdA, is na Bleker als een verlosser binnengehaald. Vorige week nam de nieuwe Tweede Kamer een motie van D66 en de Partij voor de Dieren aan waarin de regering wordt verzocht bij toekomstige toelatingsbesluiten van het Ctgb de onderliggende studies openbaar te maken. Maar op verzoek van Verdaas hield de Kamer twee andere moties aan waarin om een moratorium op neonicotinoïden werd gevraagd. Hij vroeg de volksvertegenwoordiging geduld te oefenen. De EFSA werkt aan een herbeoordeling van de neonicotinoïden en in afwachting daarvan wilde hij geen overhaaste beslissingen nemen.

Opvallend blekeriaans stelde Verdaas zich ook op ten aanzien van een motie die vroeg om wat Martina Vijver adviseerde bij het Silent Spring Symposium: een teeltvrije zone langs sloten. Dat ontraadde hij. ‘Op dit moment kijken wij wat op vrijwillige basis mogelijk is. Ik vraag de Kamer daarvoor even de tijd te nemen. De beste garantie voor teeltvrije zones wordt geboden wanneer die ook door de agrariërs zelf worden omarmd,’ zei de hoop van natuurminnend Nederland.

En zo ploegt de boer voort en blijft hij roze vergif zaaien.

Bron: Tomas Vanheste in Vrij Nederland, 3-12-17
https://www.vn.nl/dode-bij-stille-lente/