De rol van bestrijdingsmiddelen bij de verhoogde bijenvolksterfte is bewezen - en het is alleen maar de top van de ijsberg

Volgens de gegevens van het Nederlands Centrum voor Bijenonderzoek waren er in 2009 in Nederland ongeveer 7000 imkers die naar schatting 63.000 bijenvolken hielden. In 1985 waren er nog ongeveer 110.000 bijenvolken in Nederland. Het aantal volken honingbijen in Nederland is sinds 1985 dus bijna gehalveerd. De verwachting is dat het aantal bijenvolken in de komende jaren nog verder zal dalen. Chronische blootstelling van bijenvolken aan bestrijdingsmiddelen en met name aan de neonicotinoïde insecticiden (door besmetting van stuifmeel en nectar) is de oorzaak van de verhoogde bijenvolksterfte van de laatste jaren (die een bedreiging vormt voor de globale voedselproductie), zoals beschreven in een overzichtsartikel van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo in het wetenschappelijke tijdschrift Toxicoloy (bijlage).

Residuen van bestrijdingsmiddelen waaronder imidacloprid werden in grote getale teruggevonden in alle matrices van het honingbijenvolk (bijen, broed, honing, stuifmeel, propolis, was) in omvangrijke onderzoeken in Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten. Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo ontdekten grote overeenkomsten in het dosis-werkingsprofiel van kankerverwekkende stoffen en neonicotinoide insecticiden, die er op wijzen dat een veilig blootstellingsniveau voor neonicotinoiden bij insecten en andere geleedpotigen in feite niet bestaat, en dat iedere hoeveelheid giftig is voor deze organismen.

Het ultieme bewijs voor de bepalende rol van het neonicotinoide insecticide imidacloprid bij de sinds enkele jaren sterk verhoogde bijenvolksterfte wordt in het overzichtsartikel geleverd met een wiskundige vergelijking, die het verband beschrijft tussen de blootstellingsconcentraties en blootstellingstijd totdat een dodelijke werking optreedt. Als je dus weet met hoeveel imidacloprid de nectar en het stuifmeel (dat was meegenomen naar de bijenkast) besmet waren, kun je uitrekenen na hoeveel tijd bijensterfte zal optreden. Dat bleek in het onderhavige geval binnen 14 dagen te zijn. Aangezien winterbijen een levensverwachting van enkele maanden hebben, betekent deze dodelijke werking dus gegarandeerd het einde van een bijenvolk.

EFSA, de Europese Voedselautoriteit, presenteerde in mei 2012 in opdracht van de Europese Commissie een rapport over de risico’s van pesticiden op de gezondheid van onder meer honingbijen en hommels. In het rapport schrijft EFSA dat voor wat betreft blootstelling gekeken moet worden naar acute en chronische effecten van de pesticiden. En ook naar de gevolgen van langdurige blootstelling aan lage doseringen. De recente publicatie van Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo kunnen een uitgangspunt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe methodes om de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen vast te kunnen stellen.

Imidacloprid is in concentraties van 5.7 μg kg-1 gevonden in stuifmeel van Franse bijenkorven en de foeragerende honingsbijen verminderden hun bezoeken aan een voedselbron als deze met 3 μg kg-1 imidacloprid was vervuild. Haalsterbijen alsmede bijen en kroost in de bijenkorf staan voortdurend bloot aan imidacloprid wanneer dergelijk vervuild voedsel wordt verzameld en opgeslagen in de bijenkorf. Door twee onafhankelijke groepen (in Frankrijk en de VS) is recentelijk aangetoond dat blootstelling aan 5 μg kg-1 imidacloprid honingbijen zeer gevoelig maakt voor infecties met pathogene organismen. Deze sub-letale werkingen van neonicotinoide insecticiden verklaren de verhoogde bijenvolksterfte van de laatste jaren. In Italië werd ook een negatief verband beschreven tussen de biodiversiteit van wilde bestuivers en het insecticidengebruik. De zogenaamde Graslandvlinder Indicator geeft aan dat 17 karakteristieke en wijdverbreide vlindersoorten met meer dan zeventig procent zijn afgenomen in de laatste twintig jaar. Er zijn steeds minder bestuivende insecten beschikbaar. De voortekenen worden zichtbaar van een wereldwijde bestuivingscrisis in de natuur. Maar dat zijn niet alle problemen. Imidacloprid wordt in vergelijking met vele andere insecticiden veel langzamer afgebroken in de bodem, en wordt veel gemakkelijker uitgespoeld naar het grondwater. Vrijwel iedere toepassing van imidacloprid in Nederland veroorzaakt grond- en oppervlaktewaterverontreiniging waardoor wilde planten (en daarmee ook niet-doelwit insecten zoals bijen) ongewild worden vergiftigd met imidacloprid. De achteruitgang van niet-doelwit insecten heeft onder andere rampzalige gevolgen voor vogels, omdat een onmisbare eiwitbron voor het groot brengen van hun kuikens steeds schaarser wordt.

Uit recent onderzoek blijkt dat bijen sterk te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse flora. Vice versa blijkt ook dat de planten die voor hun bestuiving op bijen zijn aangewezen, te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse bijenfauna. De wederzijdse afhankelijkheid zorgt voor een neerwaartse spiraal. Deze neerwaartse spiraal wordt bevorderd door het sterk toegenomen gebruik van het neonicotinoide insecticide imidacloprid in de land- en tuinbouw. In de afgelopen vijf jaar of zo zijn regeringen wakker geschud over het probleem, omdat bestuiving miljarden waard is. In feite zijn insecten zoals vlinders, motten, hommels en haften al een lange tijd aan het verdwijnen hoewel bijna niemand, behalve specialisten, het hebben opgemerkt of er bezorgd over waren. Hun neergang begon een halve eeuw geleden met de introductie van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Maar de daling is in de afgelopen tien jaar in snelheid toegenomen met de introductie van systemische insecticiden zoals de neonicotinoïden die in alle delen van de plant worden opgenomen, inclusief het stuifmeel en nectar die bestuivende insecten verzamelen. In zijn boek “The Systemic Insecticides – A Disaster In The Making” stelt de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes dat neonicotinoïden nu in een groot deel van het oppervlaktewater van Nederland aanwezig zijn, insecten uitroeit en in het hele land tot een daling van insectenetende vogels leidt. Als we bezorgd zijn over de kleine dingetjes die de wereld laten draaien, moeten we wakker worden over wat nu hun grootste bedreiging kan worden.
Akkers vertoonden vroeger een bonte kleurenpracht van korenbloemen, klaprozen, kamille en gele ganzenbloem. Daar kwamen veel insecten op af, wat samen met de zaden van de gewassen weer vogels zoals kneu en veldleeuwerik trok. Helaas is de natuurlijke rijkdom van akkers in de twintigste eeuw sterk achteruit gegaan; 16 typische akkerplanten zijn in ons land zelfs uitgestorven. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft een doorslaggevend negatief effect op wilde planten- en diersoorten in de Europese akkerbouwgebieden. In een onderzoek van negen Europese universiteiten komt naar voren dat een verdubbeling van de agrarische productie leidt tot een halvering van het aantal wilde plantensoorten. Kevers en broedvogels gaan er met een derde op achteruit. Het veelvuldige gebruik van bestrijdingsmiddelen zoals insecticiden, fungiciden en herbiciden veroorzaakt een sterke achteruitgang van bloemen (en zaden), kruiden en insecten. Onmisbare voedselbronnen voor vogels (zaden en insecten) worden door de moderne landbouw zeer schaars, met name in de broedperiode. Het voortplantingssucces van boerenlandvogels is daardoor te gering om de populaties in stand te houden. Populaties van boerenlandvogels in Europa zijn gedaald naar een dieptepunt en de situatie van de Nederlandse akkervogels is catastrofaal. De grauwe gors en de ortolaan zijn inmiddels verdwenen en het paapje komt als akkervogel niet meer voor. Korhoenders en kwartelkoningen zijn ook zo goed als uitgestorven. De geelgors is verdwenen uit het westen en noorden van het land. Andere tot voor kort wijd verspreide akkervogels (patrijs, veldleeuwerik en kievit) verliezen in razend tempo terrein.

Bronnen zijn te vinden op deze website.
YouTube: Colony Collapse Disorder: It's Pesticides, Stupid!
http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=iNvXDAkRzUw#!