Toelichting op de intrekking van de buitentoepassing van de middelen Admire N Pin en Pokon Plantsticks

In zijn brief van 26 april 2011 aan staatssecretaris dr. H. Bleker heeft de secretaris/directeur van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), dr. A.T.C. Bosveld, een toelichting gegeven op de intrekking van de buitentoepassing van de middelen Admire N Pin (1 1998 N) en Pokon Plantsticks (12219 N) - met als werkzame bestanddeel het neonicotinoide insecticide imidacloprid - (zie bijlage). Deze middelen kunnen tijdens de bloei van de plant het stuifmeel en de nectar met imidacloprid besmetten waardoor bijenvolken langdurig aan deze stof worden blootgesteld.

“Voor de middelen Admire N Pin (1 1998 N) en Pokon Plantsticks (12219 N) is besloten tot het intrekken van de buitentoepassing. ln tegenstelling tot de directe blootstelling van bijen bij toepassing van de sprays (Provado Garden, Admire N en Gazon-lnsect) vindt bij het gebruik van een pin (Admire N Pin en Pokon Plantsticks) een indirecte blootstelling plaats. De pin wordt in de potgrond gestoken waarna de stof door de wortels wordt opgenomen in de plant en daarmee ook in het stuifmeel terecht kan komen. Het effect van deze behandeling is langdurig. De kans bestaat dat ten tijde van toepassing geen bijen of hommels actief zijn of dat de plant niet in bloei is. Na verwijderen van de pin kan de werkzame stof echter nog in de potgrond en/of de plant aanwezig zijn en in het geval van bloei van de betreffende plant middels het stuifmeel doorgegeven worden aan bijen. Deze blootstellingroute lijkt niet voorkomen te kunnen worden door het opnemen van mitigerende maatregelen. Het college is van mening dat de enige wijze waarop het risico kan worden weggenomen is het uitsluiten van gebruik buitenshuis. Na dit vernomen te hebben heeft de toelatinghouder een verzoek tot intrekken van deze toepassing ingediend dat door het college is gehonoreerd. De hierboven besproken blootstellingroute is van mindere relevantie bij spraytoepassingen.”

Toelichting: De blootstelling van bijen aan insecticiden en daarmee ook de giftigheid van insecticiden voor bijen kan afhangen van de manier waarop de bestrijdingsmiddelen worden toegepast:

· Insecticiden kunnen bijen rechtstreeks treffen via bespuiting of ze kunnen er in aanraking mee komen nadat de stoffen op de gewassen waren aangebracht. Ook het opgehaalde water kan besmet zijn. Het contact met de stof is echter hoe dan ook beperkt in de tijd. We spreken dan over een acute vergiftiging (eenmalig contact).

· De blootstelling van bijen aan insecticiden is met de introductie van de systemische insecticiden echter radicaal veranderd. Nu worden zaden behandeld met het bestrijdingsmiddel, waardoor de stof zich verspreidt in de plant en het risico ontstaat dat de nectar en het stuifmeel besmet raken.

De werksters zuigen de nectar op en brengen hem naar hun kast en bij langere afstanden gebruiken ze ook een (klein) deel van de geoogste nectar. Stuifmeel is een ander verhaal. De haalsters verbruiken het stuifmeel niet, ze vliegen ermee naar hun kast. Daar wordt het niet onmiddellijk verbruikt: het verblijft er gedurende enkele dagen in de raat en ondergaat er een melkzuurfermentatie zodat de voedsterbijen het kunnen eten en verteren. Deze consumeren het stuifmeel om er koninginnenbrij mee te produceren. De larven krijgen deze brij toegediend en ook het stuifmeel. De koningin van haar kant ontvangt enkel koninginnenbrij. De bewaarduur van het stuifmeel bedraagt meerdere maanden. Dat is vooral zo tijdens de winter, gelet op het feit dat de eerste larven, vanaf ongeveer februari, gevoed worden met het stuifmeel dat de bijen aan het einde van de vorige zomer verzamelden en opsloegen.

Indien systemische insecticiden het stuifmeel en de nectar besmetten, zijn de contacten tijdens de dracht dus repetitief. De contacten met het gif bestendigen zich gedurende de periode dat de larven het voedsel ontvangen en, verder, als de bijen honing eten uit een besmet deel van hun voorraad. In dat geval spreken we over chronische intoxicatie (zich herhalende contacten over een min of meer lange periode). Dat gegeven creëert een heel nieuwe situatie die zich niet voordoet bij het gebruik van insecticiden - zelfs systemische - via besproeiing!

De aangenomen motie Ouwehand van 15-02-2011 vroeg om aandacht voor deze problematiek:

“De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat wetenschappers een verband zien tussen bestrijdingsmiddelen die behoren tot de klasse neonicotinoïden en de voortgaande bijensterfte, constaterende, dat bij de toelating van bestrijdingsmiddelen onvoldoende rekening is gehouden met de (cumulatieve) effecten van deze middelen op de gezondheid van de bijenpopulatie, overwegende, dat de regering aangeeft dat er meer onderzoek nodig is om dit verband inderdaad vast te stellen, verzoekt de regering, de reeds toegelaten bestrijdingsmiddelen die behoren tot de klasse neonicotinoïden opnieuw te toetsen op de effecten op de gezondheid van bijen, en hierbij ook expliciet eventuele subletale effecten mee te nemen, en gaat over tot de orde van de dag.”