Een weesgegroetje voor het Rozenkransje?

Het Rozenkransje (Antennaria dioica) is een tweehuizige, kruipende plant, die zich behalve via zaad ook vegetatief kan uitbreiden. De soort was vroeger een algemene verschijning in schrale graslanden in de duinen en op de hogere zandgronden. Sinds 1950 is het Rozenkransje echter gestaag afgenomen. Er zijn aparte mannelijke en vrouwelijke planten en de aanwezigheid van beide geslachten in een populatie is noodzakelijk voor een succesvolle voortplanting. De bestuiving van het Rozenkransje beïnvloedt de levensvatbaarheid. De bloemhoofdjes worden bezocht door een breed scala aan insecten, verschillende soorten vliegen, zweefvliegen, bijen, mieren en dagvlinders. Het aantal insecten dat op de bloemhoofdjes wordt gezien is echter relatief laag. Een bestuivingsexperiment in twee populaties bij Bergen aan Zee liet zien dat het met de hand opbrengen van extra stuifmeel op de stempels van natuurlijk bestoven bloemhoofdjes tot een zeer sterke toename in de zaadproductie (van 20 naar 60 zaden/hoofdje) leidde.

Op slechts twee van de resterende locaties, Bergen aan Zee en Schiermonnikoog, werden nog enigszins levensvatbare populaties aangetroffen, met redelijk grote populaties (resp. 6000 en 600 rozetten) met zowel mannelijke als vrouwelijke planten. Op de overige locaties waren de populaties erg klein (1-600 rozetten), en bestonden óf uit alleen vrouwelijke planten (Texel, Meijendel, Havelte) óf bloeiden helemaal niet (Goois Natuurreservaat).

Bron:
Dr. J.G.B. (Gerard) Oostermeijer & V. (Vanessa) Lainé, Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED), Universiteit van Amsterdam (bijlage)
http://home.medewerker.uva.nl/j.g.b.oostermeijer/page3.html