De controverse over het Nederlandse toelatingsbeleid van neonicotinoïde insecticiden

De actualiteit over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen op basis van neonicotinoïden is voor Bart Bosveld, directeur van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), reden om nogmaals uiteen te zetten dat het Nederlands toelatingsbeleid zorgvuldig en veilig is. Wanneer een middel op basis van een neonicotinoïde toegelaten wordt in Nederland is aangetoond dat het gebruik van dát middel niet leidt tot een gevaarlijk hoge blootstelling van bijen, zegt Bosveld op 11 maart 2011 (zie bijlage). In een reactie zegt toxicoloog Henk Tennekes dat er inmiddels overduidelijke aanwijzingen zijn dat chronische blootstelling van bijenvolken aan neonicotinoïden (door besmetting van stuifmeel en nectar) betrokken is bij de verhoogde bijensterfte (zie bijlage). Bovendien is er sinds 2004 sprake van een compleet falende handhaving van kwaliteitsnormen voor het oppervlaktewater. De groteske normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlaktewater, die sinds 2004 worden veroorzaakt door de glastuinbouw, fruit-, boom- en bloembollenteelt en in de akkerbouw, en die een dodelijke bedreiging voor niet-doelwit insecten vormen, worden door het Ctgb tot op de dag van vandaag niet bestreden. Met de recent besloten handhaving van de toelating van het middel Merit Turf (ter bestrijding van engerlingen en emelten in openbare grasvegetatie en graszodenteelt) heeft het Ctgb te kennen gegeven geenszins van plan te zijn toepassingen van imidacloprid in te perken om oppervlaktewater verontreiniging te bestrijden. Dit ondanks het feit dat ook de zogenaamde 'spuitschadecommisie' al in 2009 bij de toenmalige minister van LNV zijn zorg over de aanwezigheid van imidacloprid in het oppervlaktewater heeft uitgesproken, aldus Tennekes (zie bijlage).

Middelen op basis van neonicotinoïden moeten voldoen aan strenge regels en worden getoetst aan diverse waterkwaliteitsnormen. Voor imidacloprid blijken deze normen op diverse plaatsen in Nederland te worden overschreden. In de regelgeving voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen is vastgelegd dat een toelating ingetrokken kan worden als aangetoond wordt dat deze specifieke toepassing leidt tot de geconstateerde overschrijding van de norm. Als geen relatie gelegd kan worden tussen het gebruik door een specifieke toelating en de normoverschrijding in het oppervlaktewater mist het Ctgb een rechtsgrond om deze toelating aan te passen of in z'n geheel in te trekken, aldus Bosveld. In een reactie zegt toxicoloog Henk Tennekes dat het Ctgb daarmee toegeeft dat in de praktijk tegen de extreme normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlaktewater tot nu toe niets kon worden gedaan. Dit ondanks het feit ook de zogenaamde 'spuitschadecommisie' in 2009 bij de toenmalige minister van LNV zijn zorg over de aanwezigheid van imidacloprid in het oppervlaktewater heeft uitgesproken. Er is dus sinds 2004 sprake van een compleet falende handhaving van kwaliteitsnormen voor het oppervlaktewater. Van een zorgvuldig en veilig toelatingsbeleid van het middel imidacloprid, zoals de heer Bosveld wil doen geloven, kan geen enkele sprake zijn. Sinds 2004 worden (niet-doelwit) insecten en andere ongewervelde dieren in het westen van Nederland aan veel te hoge imidacloprid concentraties blootgesteld. Het is geen toeval dat West-Nederland opvallend arm is aan vlinders en we de laatste tien jaar zelfs in de ooit zo vlinderrijke duinen een sterke achteruitgang zien, aldus Tennekes.

Verdere informatie:
http://www.boerenlandvogels.nl/content/driftreducerende-maatregelen-voo…

Voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel toetst het Ctgb het specifiek aangevraagde gebruik aan twee verschillende normen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater; namelijk de 'slootnorm' uit de EU richtlijn voor gewasbeschermingsmiddelen en de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm uit de Kaderrichtlijn Water. Voor imidacloprid blijken deze normen op diverse plaatsen in Nederland te worden overschreden. In de regelgeving voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen is vastgelegd dat een toelating ingetrokken kan worden als aangetoond wordt dat deze specifieke toepassing leidt tot de geconstateerde overschrijding van de norm. Als geen relatie gelegd kan worden tussen het gebruik door een specifieke toelating en de normoverschrijding in het oppervlaktewater mist het Ctgb een rechtsgrond om deze toelating aan te passen of in z'n geheel in te trekken. Momenteel werkt het Ctgb mee aan de ontwikkeling van een methode waarbij beter in kaart gebracht kan worden wat precies de oorzaak is van overschrijdingen van de normen voor het oppervlaktewater. Met deze methode wordt het beter mogelijk een relatie te leggen tussen een bepaalde toelating en het effect hiervan op de oppervlaktewaterkwaliteit. Indien nodig kunnen dan maatregelen genomen worden zoals het stellen van extra eisen aan het gebruik van het middel of het intrekken van de toelating van het middel.
Bron: Ctgb, 11/03/11 (bijlage) & Agri Holland, 14/03/11
http://www.agriholland.nl/nieuws/artikel.html?id=124653

Interview met Bart Bosveld (maart 2011):
http://www.youtube.com/watch?v=gpQzN15NVgs
Interview met Henk Tennekes (april 2011):
http://www.youtube.com/watch?v=H6Ol5AdlPVQ

Henk Tennekes

wo, 16/03/2011 - 22:07

De oppervlaktewater normen voor imidacloprid worden al sinds 2004 in het westen van Nederland extreem overschreden. Dat betekent dat sinds 2004 (niet-doelwit) insecten en andere ongewervelde dieren aan veel te hoge imidacloprid concentraties worden blootgesteld. Recentelijk werd aangetoond dat de blootstellingstijd een versterkende werking op de toxiciteit van imidacloprid voor ongewervelde dieren kan hebben. Dat betekent dat chronische blootstelling ook aan zeer lage imidacloprid concentraties sterfte van ongewervelde dieren tot gevolg kan hebben. En daarvoor zijn dan ook duidelijke aanwijzingen. In Nederland was het aantal dagvlinders nog nooit zo laag als in 2008. Buiten de duinen is West-Nederland opvallend arm aan vlinders. Maar de laatste tien jaar zien we in de duinen eveneens een sterke achteruitgang. Ook de aantallen nachtvlinders zijn in dertig jaar met een derde afgenomen en tweederde van de soorten gaat achteruit. Het Ctgb beweert een rechtsgrond te missen om imidacloprid toelating(en) aan te passen of in z'n geheel in te trekken als geen relatie gelegd kan worden tussen het gebruik door een specifieke toelating en de normoverschrijding in het oppervlaktewater. Dat betekent dus in de praktijk dat tegen de extreme normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlaktewater tot nu toe niets kon worden gedaan. Er is dus sinds 2004 sprake van een compleet falende handhaving van kwaliteitsnormen voor het oppervlaktewater. Ook al werkt het Ctgb nu mee aan de ontwikkeling van een methode waarbij beter in kaart gebracht kan worden wat precies de oorzaak is van overschrijdingen van de normen voor het oppervlaktewater, van een zorgvuldig en veilig toelatingsbeleid van het middel imidacloprid, zoals de heer Bosveld wil doen geloven, kan geen enkele sprake zijn.