De blauwgraslanden en de kalkgraslanden (en daarmee ook de biodiversiteit aan planten en insecten) zijn zo goed als verdwenen

In de tweede helft van de twintigste eeuw is de biodiversiteit sterk verminderd. De grootste biodiversiteit aan planten en insecten wordt gevonden in weinig productieve graslanden, die vroeger veel voorkwamen. In de 20e eeuw is een zeer groot deel van het weinig productieve grasland (half-natuurlijk grasland) omgezet in hoogproductief grasland. Voorbeelden van weinig productieve graslanden zijn de blauwgraslanden, waarvan nu minder dan 0,1 procent van het areaal van rond 1900 over is, en de kalkgraslanden, die ten opzichte van 1900 nog maar 5 procent beslaan.

In het verleden waren er in de Nederlandse laagveengebieden, maar ook in (of vaker aan de randen van) de beekdalen van de zandprovincies grote oppervlakten blauwgrasland. Door 'kwaliteitsverbetering' zoals het gebruik van kunstmest, verlaging van de grondwaterstand en ook wel door verzuring is er nog maar heel weinig van dit vegetatietype bewaard gebleven. In blauwgraslanden kunnen opvallend veel zeldzame plantensoorten voorkomen (al dan niet van de rode lijst) zoals Parnassia palustris, blauwe knoop (Succisa pratensis, synoniem: Scabiosa succisa), moerasviooltje (Viola palustris), dopheide, zonnedauw, spaanse ruiter (Cirsium dissectum), melkeppe (Peucedanum palustre), vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), heide-kartelblad, klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), veenpluis, gagel, welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata). Kalkgraslanden worden gekenmerkt door een schrale en lage plantengroei, maar uitzonderlijk grote soortenrijkdom. Ze zijn ook bekend door hun zeldzame soorten. Vele orchideeën en gentianen komen enkel in dit biotoop voor. Kalkgraslanden trekken door hun bloemenrijkdom bijzonder veel insecten aan, vooral dagvlinders zoals blauwtjes, parelmoervlinders (Argynnis aglaja) en zandoogjes (Pararge aegeria) maar ook kevers en sprinkhanen. Deze op hun beurt lokken dan weer predatoren aan zoals spinnen, vlinderhaften, kleine zoogdieren en reptielen. De sterkste achteruitgang van de halfnatuurlijke graslanden vond plaats in de periode 1930 tot 1975. Deze achteruitgang zette in mindere mate door in de periode erna. Inmiddels zijn er van de 27 plantengemeenschappen van halfnatuurlijke graslanden nog slechts vijf niet bedreigd.

Bronnen:
Peter van Puijenbroek (MNP), Rijk van Oostenbrugge (MNP), Nico Pieterse (RPB) en
Herman Stolwijk (CPB). Natuur (bijlage)
Wikipedia
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kalkgrasland_(biotoop)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Blauwgraslanden