Watervogels

De landelijke broedpopulatie van de visdief is sinds 1975 bijna verdubbeld

De visdief Sterna hirundo broedt in kleine of grote kolonies in korte vegetatie, zoals in duinen, kwelders, moerassen, weilanden. De kern van het verspreidingsgebied van de visdief ligt overduidelijk in de lage delen van Nederland, met accenten op het Delta-, Wadden- en IJsselmeergebied. Het voorkomen langs de grote rivieren en in natte gebieden in het noorden en westen van het land is aanzienlijk bescheidener. De grootste kolonies zijn te vinden in het Waddengebied (Griend en Balgzand) en in het Deltagebied (Scheelhoek-eilanden en Slijkplaat in het Haringvliet, Hooge Platen in de Westerschelde). Elders komen alleen in het IJsselmeergebied kolonies van tenminste 100 paren regelmatig voor, daarbuiten is dit een zeldzaam verschijnsel. Broeden diep in het binnenland komt tegenwoordig nauwelijks voor. De landelijke broedpopulatie is sinds 1973-1977 bijna verdubbeld.

De roerdomp is ernstig bedreigd in Nederland en Vlaanderen, maar lijkt sinds 1996 iets vooruit te gaan

De roerdomp Botaurus stellaris is al eeuwenlang broedvogel in Nederland, zo blijkt al uit jachtverslagen uit de 15de eeuw. Al enkele eeuwen neemt het aantal broedende roerdompen in Nederland af; een proces dat nog steeds niet tot staan is gebracht. In de jaren zeventig waren van de duizenden van weleer nog zo'n 500-700 paren over, begin jaren negentig was de stand verder gedaald tot 150-180 paar. Volgens SOVON is er sindsdien geen betrouwbare trendclassificatie mogelijk. Het aantal broedparen in de periode 1996-2007 lijkt iets vooruit te gaan. De roerdomp is in 2004 als bedreigd op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat ook op de Vlaamse rode lijst als ernstig bedreigd. Er broedde daar in de periode 1994-2005 hoogstens 13 paar. De roerdomp staat ook op de Duitse rode lijst als ernstig bedreigd. De soort ging in de jaren 1990 achteruit in Frankrijk, Duitsland, Slowakije en in de Ukraine (gegevens Birdlife International). De roerdomp eet voornamelijk vis, amfibieën en insecten, ook kleine vogels, zoogdieren en ongewervelden.

Het broedareaal van de zwarte stern is sinds 1970 met tweederde afgenomen - in Vlaanderen is de soort verdwenen

Rond 1950 was de zwarte stern Chlidonias niger met 13.000 tot 20.000 broedparen een talrijke vogel in laaggelegen delen van Nederland. Hiervan waren er in 1992/97 nog 1200 over. Volgens SOVON is er sinds 1990 geen significante aantalsverandering. Rond 2007 broedden er nog steeds ongeveer 1200 paar in Nederland. Dit betekent dat het niveau tegenwoordig 85% lager ligt dan in 1950. In vergelijking met de jaren 1970 is het broedareaal met tweederde afgenomen. De zwarte stern is in 2004 als bedreigd op de Nederlandse rode lijst gezet. Deze stern staat ook op de Vlaamse rode lijst maar dan als verdwenen uit Vlaanderen. De soort staat op de rode lijst van Duitsland als met uitsterven bedreigd. In de jaren 1990 ging de soort ook in veel Oost-Europese landen achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage). De broedbiotoop bestaat vooral uit zoetwatermoerassen, vennen, uiterwaarden, plassen en sloten, en oevers van meren en langzaam stromende rivieren. Van belang is de aanwezigheid van drijvende waterplanten waarop de nesten worden gebouwd. Zwarte sterns eten in de broedtijd veel insecten en andere kleine ongewervelde dieren. Naast een voldoende groot aanbod van insecten is de aanwezigheid van visrijk water binnen een straal van 5 km van het nest van belang, omdat vissen een noodzakelijke aanvulling op het dieet van de zwarte stern vormen.

De slobeend staat sinds 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst

De slobeend Anas clypeata leeft in ondiep, modderig water, poelen en plassen in of bij rietvelden en graslanden begrensd met overvloedige opgaande vegetatie en behoort tot de (secundaire) weidevogels. Volgens SOVON was er sinds 1990 een significante afname in aantallen broedvogels en waren er in 2007 nog circa 8500 broedparen in Nederland. Omdat de afname in aantallen broedvogels zorgelijk is, werd soort in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat als bedreigd op de Duitse rode lijst. Hoewel er hoogstens 1000 slobeenden in Vlaanderen broeden, staat de soort niet op de Vlaamse rode lijst. Ook in Polen en de Ukraine gingen broedbestanden in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).

De slobeend zoekt zowel aan de oppervlakte als duikend voedsel en eet garnaaltjes, slakken, insecten en larven, en zaden van waterplanten.

De broedpopulatie van de wulp gaat achteruit sinds 1990

De wulp Numenius arquata leeft in ons land zowel in zoetwatermeren, plassen en rivieren, als in intergetijdengebied en in agrarisch gebied. Geschikte voedselterreinen voor de wulp zijn ondiepe oevers van plassen en rivieren, droogvallende platen in intergetijdengebied en graslandpercelen. Wulpen zijn vooral te zien in het oosten van het land: Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant herbergen het leeuwendeel van de Nederlandse wulpen. Ook de Waddeneilanden huisvesten veel wulpen. De gegevens van SOVON duiden er op dat de broedpopulatie van de wulp sinds 1990 significant achteruit gaat. Ook in veel andere delen van Europa vertoont de Wulp sinds de jaren 1990 een dramatische achteruitgang (gegevens Birdlife International, zie bijlage). De soort staat op de rode lijst van Duitsland als met uitsterven bedreigd. Wulpen moeten op de heide met een steeds grotere maat lantaarn gezocht worden: de stand is er sinds 1990 met 87% gekelderd. In het binnenland bestaat zijn dieet uit regenwormen, larven van langpootmuggen (emelten) en andere ongewervelden zoals kevers en pissebedden.

De wulp broedt in duinen, weilanden, moerassen, etc., met dichte vegetatie. In het binnenland bestaat zijn dieet uit regenwormen, larven van langpootmuggen (emelten) en andere ongewervelden zoals kevers en pissebedden. In getijdengebieden bestaat het uit wormen, jonge strandkrabben (vooral ’s zomers) en andere kreeftachtigen, en plaatselijk ook uit schelpdieren.

Sinds 1975 zijn de landelijke aantallen van de watersnip met bijna driekwart teruggelopen

Sinds 1973-1977 is het verspreidingsgebied van de watersnip Gallinago gallinago sterk gekrompen. De soort is zo goed als verdwenen uit Limburg, en sterk afgenomen in Noord- en Zuid-Holland, het rivierengebied, Midden-Nederland en Noord-Brabant. Ook in Friesland en Drenthe waar van oudsher de vroegere bolwerken te vinden zijn is de soort deels verdwenen. De huidige verspreiding van de watersnip is voor het grootste deel beperkt tot de veenweidegebieden van Friesland, Noordwest-Overijssel (met als belangrijk bolwerk de omgeving van Giethoorn en Wanneperveen) en Noord-Holland (Zaanstreek), naast sommige beekdalen in Drenthe. Ook in veel andere delen van Europa ging de watersnip in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage). De soort staat op de rode lijst van Duitsland als met uitsterven bedreigd. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende wormen, insectenlarven en andere ongewervelden.

A Disaster in the Making: A new book on the hazards of imidacloprid

A 72-page 2010 publication raises new and troubling questions about a widely used insecticide's potential for harm to bees, beneficial insects, and bird populations. Using imidacloprid as an example, Dutch toxicologist Dr. Henk Tennekes reports on the hazards of imidacloprid to insects and birds. Imidacloprid is a neonicotinoid chemical, and has systemic action in plants. Other European researchers have linked this insecticide to significant risks for honey bee populations, including possible links to Colony Collapse Disorder.

Dr. Tennekes' findings indicate that imidacloprid (and possibly other neonicotinoid-type insecticides) can bind irreversibly to critical receptors in an insect's nervous system. If these receptors are permanently blocked, the insecticide would not follow a typical dose-response curve. He provides evidence that long term low level to imidacloprid exposure can lead to neurological problems and eventual death of insects.

Studies have shown imidacloprid to be highly persistent in the environment (RCC Compendium of Pesticide Information). In his book, Tennekes presents data showing that imidacloprid has contaminated most of the waterways in the Netherlands.

Systemic activity in plants combined with long-term persistence in the environment and toxicity at low concentrations can be a dangerous combination. Many vulnerable species over large areas could be exposed to this insecticide on land, in surface water following runoff from treated areas and in groundwater due to its potential for leaching through certain soil types.

Several previous studies have shown that imidacloprid is highly toxic to various forms of wildlife, including honey bees, certain beneficial insects, upland game birds, and crustaceans

Tennekes further suggests that imidacloprid has led to a general decline in the insect populations in the Netherlands, and this lack of food in turn has been responsible for declines in bird populations.

De purperreiger populatie groeit gestaag sinds 1990 dankzij aanbod aan vis in veenweidegebied

In tegenstelling tot de leegloop (in de veenweiden van West-Nederland) van kievit, grutto, tureluur, scholekster, veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart (weidevogelsoorten die afhankelijk zijn van het aanbod aan insecten) is de Purperreiger Ardea purpurea broedvogel populatie in Nederland sinds 1990 met ongeveer 160% toegenomen: in 1990 270-280 paren in 17 kolonies en in 2008 702 in 25 kolonies. Daarmee heeft deze soort zich aanzienlijk weten te herstellen van een inzinking in de jaren zeventig en tachtig, veroorzaakt door droogte in de overwinteringsgebieden (Sahel) en habitatverslechtering in de broedgebieden. Ook in Frankrijk en Italië vertoonde de purperreiger in de jaren 1990 sterke groei, terwijl in sommige Oost-Europese landen de bestanden afnemen (gegevens Birdlife International, zie bijlage). Purperreigers zoeken hun voedsel, dat voornamelijk uit kikkers, vis, (larven van) waterinsecten, kevers en muizen bestaat, langs sloten. Vooral het veenweidegebied met zijn talloze ondiepe en vaak soortenrijke sloten is een ideale habitat voor de purperreiger. Recent onderzoek in veenweiden toonde aan dat de dichtheid aan purperreigers in een polder in belangrijke mate werd verklaard door het aanbod aan vis. Naarmate er meer verschillende soorten en grotere hoeveelheden vis aanwezig waren in een polder werden er meer reigers geteld.

Visetende vogels doen het al 30 jaar uitstekend in de Nederlandse binnenwateren

De populatie van visetende vogels in de Nederlandse binnenwateren groeit gestaag sinds 1981. De aalscholver Phalacrocorax carbo populatie ging van 6.600 paar in 1979-1983 naar gemiddeld 21.000 paren in 1999-2003. De futenpopulatie Podiceps cristatus laat over de periode 1981-2003 een matige toename in aantallen zien. De grote zilverreiger Egretta alba broedt vanaf 1991 jaarlijks in ons land en het aantal stijgt sinds 1998-2000 spectaculair. De ijsvogel Alcedo atthis populatie laat sinds 1981 een sterke toename zien van >5% per jaar. De visarend Pandion haliaetus laat in Nederland sinds 1988 een matige toename zien.