Weidevogels

Dramatic Decline Of Ireland’s Breeding Population Of Curlews

A new survey by researchers at University College Cork, in association with Birdwatch Ireland, has found that there are less than 200 pairs of breeding curlews Numenius arquata remaining in the entire of Ireland, a decline of almost 100% in 20 years. During the last Breeding Atlas, in 1988-1991, the Irish population as a whole was estimated at around 5,000 pairs.

De kievit kan zich sinds 1990 niet in stand houden op akkers en weilanden in Nederland

De kievit Vanellus vanellus is een bekende weidevogel en komt vrijwel overal in ons land voor maar getalsmatig met een zwaar accent op de door open graslanden gedomineerde delen van West- en Noord-Nederland en het Rivierengebied. In de nazomer zoekt de kievit ook wel de kwelders en schorren in het intergetijdengebied op. De soort foerageert in agrarisch gebied zowel op graslanden als op akkers. De kievit eet bodemfauna, vooral ongewervelden die van het bodemoppervlak of uit de bovenste bodemlagen worden geprikt, zoals wormen en insecten. De kievit was één van de weinige soorten die zich tot voor kort goed in stand kon houden op akkers en weilanden in Nederland. De broedpopulatie, die in 1998-2000 op 200.000 - 300.000 paar werd geschat, vertoont volgens SOVON echter sinds 1990 een significante afname van <5% per jaar. Volgens de Vogelbescherming is het huidige broedbestand ten opzichte van 1980 met 40% afgenomen. In Luxemburg dreigt de kievit al uit te sterven. De kievit staat als ernstig bedreigd op de rode lijst van Duitsland. De soort gaat sinds de jaren 1990 vrijwel overal in Europa achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).

Depletion of arthropod fauna and in particular the decline of large arthropods on intensively used meadows

We studied arthropod occurrence in fallow land, extensively used pastures, extensively used meadows (cut twice or three times a year) and intensively used meadows (cut more than three times ayear) in Upper Bavaria.

Medium-sized arthropods (5-15mm) were encountered much less frequently on intensively used and fallow land than on pastures and extensively used meadows. Large individuals (>15mm) were observed most frequently on pastures but were hardly found on intensively used meadows. In autumn they occurred almost exclusively on pastures and fallow land. Species richness was the highest on pastures and the lowest on intensively used meadows. The study underscores the depletion of arthropod fauna and in particular the decline of large arthropods on intensively used meadows. It indicates that extensively used meadows and extensively used pastures in particular are the most favourable sources of nutrition for insectivores such as reptiles, amphibians, birds or bats.

De weidevogels verdwijnen uit Zuid-Holland

De stand van weidevogels neemt jaarlijks verder af met 3% in de provincie Zuid-Holland. Dit terwijl het karakteristieke weidelandschap in Zuid-Holland altijd van groot belang is geweest voor de weidevogels. Nederland herbergt nog steeds ongeveer de helft van de Europese broedpopulatie van de Grutto Limosa limosa en 30% van de wereldpopulatie van de Scholekster Haematopus ostralegus, een flink deel daarvan is te vinden in Zuid-Holland. Soorten als Kemphaan Philomachus pugnax en Watersnip Gallinago gallinago zijn al uit het boerenland verdwenen. Dit dreigt nu ook te gaan gebeuren met de Grutto, Scholekster en Veldleeuwerik Alauda arvensis.

Cuckoos in Britain declined by 65 per cent between 1984 and 2009

The cuckoo Cuculus canorus is tumbling in numbers in the UK. The latest, unpublished BTO research shows that cuckoos in Britain declined by 65 per cent between 1984 and 2009. The birds may be vanishing because of problems in the UK, such as the disappearance of the moth caterpillars which are their principal food. But it is equally possible that they are running into trouble on their wintering grounds in Africa, or on the various "staging posts" they use on their 3,000-mile migratory journeys.

Broedende steltlopers sterk verminderd in het Zwin

Het aantal broedparen van steltlopers in het Zwin in Knokke is de afgelopen twee decennia sterk verminderd. Vooral sinds 2000 is de daling opvallend. In jaren ’80 werden jaarlijks gemiddeld 48 broedende kluten Recurvirostra avosetta geteld, in de jaren ’90 46, maar in de periode 2000-2008 nog slechts 7. Voor de scholekster Haematopus ostralegus was er tussen de jaren ’80 en 2000-2008 een daling van 53 tot 15 per jaar en voor de tureluur Tringa totanus van 28 tot 15. In de volledige periode 2004-2008 bijvoorbeeld werd geen enkele broedend paar bontbekplevier Charadrius hiaticula en strandplevier Charadrius alexandrinus opgemerkt. Ook het aantal kluten (12), scholekster (8) en tureluren (17) bleef in de periode 2004-2008 beperkt.

De steltlopers hebben het zwaar

Van de 13 soorten broedvogels die in de trilaterale Waddenzee sinds 1991 een afname laten zien zijn er 11 steltlopers (scholekster Haematopus ostralegus, kluut Recurvirostra avosetta, strandplevier, bontbekplevier, watersnip, grutto Limosa limosa, kievit Vanellus vanellus, wulp Numenius arquata, tureluur, kemphaan), zo blijkt uit de nieuwste analyse van internationale waddenzeetrends die in 2009 beschikbaar kwam op www.waddensea-secretariat.org. Watersnip Gallinago gallinago, Kemphaan Philomachus pugnax en Bonte Strandloper Calidris alpina staan op het punt van verdwijnen als broedvogel. Onder de andere steltlopers vertonen Strandplevier Charadrius alexandrinus en Bontbekplevier Charadrius hiaticula de sterkste afname; hun aantallen halveerden in de afgelopen tien jaar. Sinds 1990 is het aantal Scholeksters dat in het Waddengebied broedt met 40% afgenomen. De meeste andere steltlopers namen in dezelfde periode met 20-30% in aantal af. Van betrekkelijk recente datum is de afname van de Tureluur Tringa totanus, die sinds 2000 vooral in de Nederlandse en Duitse Waddenzee terrein heeft prijsgegeven.

Belangrijke broedbiotopen van steltlopers worden bedreigd door oppervlaktewaterverontreiniging met imidacloprid

De scholekster en grutto zijn in Nederland sinds 1990 gestaag achteruit gegaan. De achteruitgang van de kievit is rond 1995 begonnen. De tureluur deed het lange tijd goed en nam zelfs toe, totdat rond 2000 ook bij deze soort een neerwaartse tendens inzette. Vooral de achteruitgang van de scholekster in de laatste vijf jaar is opvallend groot: gemiddeld per jaar ruim 5%. Bij grutto, kievit, wulp Numenius arquata en watersnip Gallinago gallinago is een vergelijkbare aantalvermindering te zien. De afname is het sterkst in de veengebieden van Noord-Nederland. Opvallend is dat in deze broedbiotoop (weidegebied) het voedselpatroon van steltlopers grote overeenkomsten vertoont. Regenwormen en insecten lijken in weidegebied de sleutel te zijn tot de aanwezigheid van broedende steltlopers. Opmerkelijk is ook dat van de 13 soorten broedvogels die in de trilaterale Waddenzee sinds 1991 een afname laten zien er 11 steltlopers zijn. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat in belangrijke broedbiotopen van steltlopers (zoals kluut, bontbekplevier en strandplevier) in het Deltagebied en de Waddenzee ongewervelde dieren bedreigd worden door extreme verontreiniging van het oppervlaktewater met imidacloprid.

Het paapje is grotendeels verdwenen uit de Benelux

Paapjes Saxicola rubetra waren lange tijd gewone broedvogels van het agrarische landschap. Vooral de hooilanden en blauwgraslanden voldeden perfect aan de biotoopeisen. Daarnaast kwam de soort voor op duingraslanden en heidevelden. Rondom 1960 waren er mogelijk nog drie tot vierduizend broedparen. Rond 1975 waren hiervan nog 1250-1750 en anno 1990 circa 700-1100 paar over. Volgens SOVON was er vanaf 1990 een significante afname van <5% per jaar en wordt het huidige bestand geschat op 250 - 400 paar. Inmiddels is de soort in voorheen goed bezette streken als het rivierengebied, Noord-Brabant, Texel en Limburg uitgesproken schaars geworden. Tegenwoordig is het broedgebied grotendeels beperkt tot de provincie Drenthe.