Overige insecten

Rapid declines of British moths provide evidence of an insect biodiversity crisis

A fundamental problem in estimating biodiversity loss is that very little quantitative data are available for insects, which comprise more than two-thirds of terrestrial species. We present national population trends for a species-rich and ecologically diverse insect group: widespread and common macro-moths in Britain. Two-thirds of the 337 species studied have declined over the 35 yr study and 21% (71) of the species declined >30% 10 yr−1.

40,000 'splatometers' can't be wrong: insect population is in decline

Nearly 40,000 conservation-minded drivers counted the bugs splattered on their vehicle number plates this summer, the Royal Society for the Protection of Birds (RSPB) announced yesterday. The motorists were helping the world's first mass survey into possible insect decline, a UK-wide Big Bug Count held throughout June, and the initial results appear to confirm suspicions that insect numbers have fallen, the RSPB said.

Significant decline in flying insect abundance in Hereford area of Southern Britain

For the first time, long-term changes in total aerial insect biomass have been estimated for a wide area of Southern Britain. From 1973 to 2002, there was a significant decline in total biomass at Hereford. The Hereford samples were dominated by large Diptera, particularly Dilophus febrilis, which showed a significant decline in abundance. Diptera have been identified as important in the diets of adult and chicks across a range of species. The declines shown in Hereford are thus likely to have had some effect on the bird populations of the surrounding area.

Het Nederlandse oppervlaktewater is zwaar belast met insecticiden

In een aantal artikelen is per regio of provincie een overzicht gegeven van oppervlaktewaterverontreiniging met insecticiden, gebaseerd op metingen van waterschappen en waterbeheerders verzameld in de Bestrijdingsmiddelenatlas. Het beeld dat naar voren komt is dat in het overgrote deel van Nederland de zware belasting van het oppervlaktewater met insecticiden (imidacloprid, organofosfaten en carbamaten) een acute bedreiging vormt voor insecten. Bijen, hommels, dagvlinders, libellen en waterjuffers dreigen daardoor uit te sterven in ons land. Alleen al de gemeten imidacloprid concentraties in het oppervlaktewater van de Randstad veroorzaken in laboratorium onderzoek binnen enkele dagen sterfte van honingbijen. De hoogste gemeten imidacloprid concentratie in het oppervlaktewater van de Bollenstreek zou in een laboratorium studie binnen enkele uren dodelijk zijn voor honingbijen.

De milieuverontreiniging met imidacloprid veroorzaakt insectensterfte en verklaart uitsterven van vogelsoorten

Recentelijk toonde de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes aan dat de blootstellingstijd een versterkende werking op de toxiciteit van imidacloprid en thiacloprid voor ongewervelde dieren heeft (zie bijlage). Er is sinds 2004 sprake van zware oppervlaktewater verontreiniging met imidacloprid, die vooral in het westen van Nederland goed gedocumenteerd is (zie bijlage). Er zijn sterke aanwijzingen dat chronische blootstelling aan imidacloprid sterfte van ongewervelde dieren veroorzaakt. De achteruitgang van ongewervelde dieren heeft ook rampzalige gevolgen voor vogels, omdat een onmisbare eiwitbron voor het groot brengen van hun kuikens steeds schaarser wordt. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht bleek dat Diptera (vliegen en muggen) schaarser worden naarmate de concentraties van imidacloprid in het oppervlaktewater toenemen. Deze waarneming zou kunnen verklaren waarom de achteruitgang van zwaluwen (gespecialiseerd in het vangen van insecten in volle vlucht) zowel in Europa als ook in Noord Amerika dramatische vormen heeft aangenomen sinds de invoering van imidacloprid. Het ultieme bewijs voor de bepalende rol van het neonicotinoide insecticide imidacloprid bij de bijenvolksterfte (tabel 5 in de bijlage) wordt geleverd met een wiskundige vergelijking, die het verband beschrijft tussen de blootstellingsconcentraties en blootstellingstijd totdat een dodelijke werking optreedt. Als je dus weet met hoeveel imidacloprid de nectar en het stuifmeel (dat was meegenomen naar de bijenkast) besmet waren, kun je uitrekenen na hoeveel tijd bijensterfte zal optreden. Dat bleek in het onderhavige geval binnen 14 dagen te zijn. Aangezien winterbijen een levensverwachting van enkele maanden hebben, betekent daze dodelijke werking dus gegarandeerd het einde van een bijenvolk.

Insectensterfte is de oorzaak van de neergang van de boerenlandvogels

Op 24 september 2009 schreef Minister Verburg in een brief aan de Tweede Kamer dat zij van plan was de handhaving van milieu normen voor oppervlaktewater aan te scherpen, maar dat zij een verband tussen de normoverschrijdingen en bijensterfte niet bewezen achtte. De minister was niet bereid een moratorium op imidacloprid en soortgelijke middelen in te stellen op basis van de extreme normoverschrijdingen en wilde eerst het onderzoek naar bijenziekten en de oorzaken ervan intensiveren. Volgens toxicoloog Henk Tennekes zijn er intussen voldoende bewijzen dat in het overgrote deel van Nederland de zware belasting van het oppervlaktewater met insecticiden (imidacloprid, organofosfaten en carbamaten) een dodelijke bedreiging vormt voor insecten. Bijen, hommels, dagvlinders, libellen en waterjuffers dreigen daardoor uit te sterven in ons land. Alleen al de gemeten imidacloprid concentraties in het oppervlaktewater van de Randstad veroorzaken in laboratorium onderzoek binnen enkele dagen sterfte van honingbijen.

De patrijs verdwijnt door insectenschaarste uit grote delen van Nederland

Patrijzen Perdix perdix zijn standvogels van open agrarisch gebied, heidevelden en hoogvenen. Akkerland is het meest in trek. Tot ver in de 20e eeuw was de patrijs een algemene broedvogel, met een populatie van naar schatting enkele honderdduizenden broedparen. Vanaf de jaren vijftig wordt gesproken van een afname, die met name in de jaren zestig en zeventig schrikbarende vormen heeft aangenomen en welke nog steeds voortduurt. Rond 1975 bedroeg het totaal aantal broedparen minder dan 50.000 en begin jaren negentig was het verder geslonken tot 20.000-25.000 paar. Inmiddels kunnen we spreken van nog slechts 10.000 paren. Volgens de Vogelbescherming is de populatie sinds 1980 met 95% geslonken. De afname is het sterkst in het oosten en midden van het land. Het zuidwesten komt er relatief goed vanaf, al is ook hier sprake van een niet mis te verstane afname. Inmiddels is de patrijs uit grote delen van Nederland aan het verdwijnen. Ook in België, Luxemburg, Frankrijk, Engeland, Ierland, Duitsland, Zwitserland en Polen is de soort ernstig bedreigd (gegevens Birdlife International, zie bijlage).

Patrijzen eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel, maar de jongen leven de eerste weken louter van insekten en ander klein gedierte.

Lage insectenstand nekt de weidevogels

Het aantal weidevogels in Nederland is opnieuw gedaald. Onder meer de grutto’s (skriezen) Limosa limosa en kieviten (ljippen) Vanellus vanellus zijn minder te zien. Dat blijkt uit een in 2007 gepubliceerd onderzoek van Wetlands International. Mogelijk ligt het aan de hoeveelheid voedsel die voor de vogels beschikbaar is. Zo sterven veel insecten, het menu van veel weidevogels, door het gebruik van pesticiden.

Akkervogels verdwijnen door intensivering van de landbouw

Intensivering van de landbouw heeft op Europese schaal geleid tot een afname van populaties van vogelsoorten die met landbouw geassocieerd zijn. Dit geldt zowel voor akkervogels als voor weidevogels. In de literatuur zijn de volgende componenten van intensivering met een negatief effect op akkervogels beschreven: 1. Een toename van het gebruik van meststoffen en pesticiden (eenvormige gewascultuur en minder insecten). 2. Het slechten van heggen, houtwallen, greppels en andere landschapselementen (gereduceerde habitat). 3. Vervanging van zomergranen door wintergranen en mais (afname aanbod graanstoppels in najaar en winter). 4. Ontmenging van akkerbouw en veeteelt, schaalvergroting en uniformering (minder gevarieerd aanbod aan habitats).