Geen verbod op ecocide - Sharon Dijksma vergeet weer eens dat de normoverschrijdingen van imidacloprid in het oppervlaktewater op zich al ontoelaatbaar zijn

Er komt nog geen verbod op het gewasbeschermingsmiddel imidacloprid. Dat heeft verantwoordelijk staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) maandag aan de Tweede Kamer laten weten. Eerder dit jaar meldden Nederlandse onderzoekers in het vakblad Nature dat het gif ook voor veel vogels fataal kan zijn. Zodra er een oorzakelijk verband kan worden aangetoond tussen het middel en de vogelsterfte, zal ze het gif verbieden. Volgens het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Europese voedselveiligheidsautoriteit wijst de publicatie in Nature wel op een samenhang, maar is niet bewezen dat de vogels sterven als gevolg van het gif. Zolang dat causaal verband niet bewezen is, bestaat er geen rechtsgrond om middelen op basis van imidacloprid te verbieden, aldus Dijksma.

De grootschalige landbouw verdrijft de steenuil uit de Betuwe

De steenuil (Athene noctua) is Nederland’s kleinste uilensoort. Hij bewoont het kleinschalige agrarische landschap waarin weides met heggen zich afwisselen met hoogstamboomgaarden, bosjes, erven en rijen knotwilgen. Steenuilen eten het liefst muizen, maar ook veel kevers, wormen, larven, rupsen en soms kikkers en kleine of jonge vogeltjes. Landelijk is tussen 1960 en 1992 het aantal steenuilen met 50% afgenomen, maar ook sinds 1990 gaat de steenuil nog verder achteruit. De laagste aantallen van de steenuil worden gevonden in de drie noordelijke provincies en in Zuid- en Noord-Holland. In de OverBetuwe is hij gelukkig nog redelijk algemeen in het buitengebied. Toch is lokaal in de midden- en oostelijke Betuwe nog sprake van achteruitgang. Het grootschaliger en intensiever worden van de landbouw heeft bijgedragen aan zijn achteruitgang, ook in de Betuwe. Door het verdwijnen van de kleinschalige structuur van het landschap en de intensivering van de landbouw nam het voedselaanbod en de variatie van het voedsel snel af. De lage prooidichtheid noodzaakt de steenuil tot het maken van langere voedselvluchten. Dit kost veel extra energie met slechte broedresultaten tot gevolg.

Meer dan de helft van de dagvlindersoorten neemt sinds 1990 in populatie-aantal en verspreiding af

Sinds 1992 zijn de populatie-aantallen van vlinders in Nederland sterk afgenomen. De laagste waarden zijn bereikt in 2007, 2008 en 2012. Van de 50 gevolgde soorten nemen er over de hele periode (1990-2013) gerekend 27 in populatie-aantal af. Gemiddeld genomen daalt het aantal bezette kilometerhokken gestaag. Gemeten vanaf 1990 nemen 28 soorten af in verspreiding. Een aantal vlindersoorten komt alleen nog maar in enkele kleine natuurgebieden voor. Veel dagvlindersoorten staan daardoor op de rode Lijst van bedreigde dagvlinders. Het aantal soorten op de Rode Lijst en de ernst van de bedreiging daarvan verbetert niet.

Omslag nodig in landbouw, bosbouw, visserij en waterbeheer om biodiversiteitsverlies te stoppen

Hoewel internationale inspanningen om het verlies van biodiversiteit te stoppen op enkele terreinen resultaat boeken, leiden deze tot op heden niet tot verbetering in de toestand van de natuur wereldwijd. Landbouw, bosbouw, visserij en waterbeheer zijn de belangrijkste veroorzakers van het verlies van biodiversiteit, maar kunnen ook een sleutelrol spelen in de oplossing. Volgens prognoses van het PBL neemt de biodiversiteit bij ongewijzigd beleid wereldwijd in de komende 40 jaar met 10% af. Dit is het gevolg van een 50-70% toename in de vraag naar voedsel, hout, energie en water voor een groeiende en steeds rijker wordende wereldbevolking. Dit is geïllustreerd in onderstaande figuur waarin de verliezen in biodiversiteit (uitgedrukt in de biodiversiteitsmaat 'Mean Species Abundance') worden toegerekend aan verschillende sectoren. Alleen door ingrijpende veranderingen in de productiewijzen in genoemde sectoren en een beleid van lange adem kan de achteruitgang worden vertraagd.

In Nederland heeft bijna een derde van de bevolking een of meer chronische ziekten

Dit komt neer op 5,3 miljoen mensen. Deze schatting is gebaseerd op een selectie van 28 chronische ziekten, gemeten in de huisartspraktijk. Chronische ziekten komen op alle leeftijden voor, maar vooral onder ouderen. Van de mensen van 65 jaar en ouder heeft 70% een chronische ziekte. Onder de 65 jaar hebben meer vrouwen dan mannen een chronische ziekte, daarboven is er relatief gezien nauwelijks verschil tussen mannen en vrouwen. In totaal zijn er meer vrouwen dan mannen met een chronische ziekte, onder andere omdat er meer oudere vrouwen zijn dan oudere mannen. Vijfendertig procent van de mensen met een chronische ziekte heeft meer dan één chronische ziekte (op basis van dezelfde selectie van 28 ziekten). Dit komt neer op 1,9 miljoen mensen ofwel 11% van de totale Nederlandse bevolking.

Natuur en biodiversiteit worden ondergeschikt gemaakt aan economische belangen

Natuur en biodiversiteit moeten vooral dienstbaar aan de economie zijn, een zuiver natuurdoel is naar de achtergrond geschoven. Dat concludeert Landschapsbeheer Nederland na bestudering van de miljoenennota 2015. Onder de post Natuur en Regio is bij het ministerie van Economische Zaken voor 2015 een bedrag van 293 miljoen euro opgenomen. Deze middelen komen maar gedeeltelijk echt ten goede aan natuur en landschap. Natuur en biodiversiteit worden in de toelichtende tekst van deze begrotingspost beschreven als dienstbaar aan de economie, onder andere in de vorm van levering van grondstoffen, wateropvang en vestigingsklimaat. Een zuiver natuurdoel is naar de achtergrond geschoven. Natuur krijgt daardoor niet de positie en waardering die nodig is, stelt Landschapsbeheer Nederland. Bovendien worden echte natuur- en biodiversiteitsdoelen en ambities op het gebied van soortenbescherming door het kabinet vooral gekoppeld aan internationale afspraken.

Chronische blootstelling aan pesticiden verhoogt kans op de longziekte COPD

Boeren en tuinders die met gewasbeschermingsmiddelen werken hebben een verhoogde kans op de longziekte COPD. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Kim de Jong aan de Rijksuniversiteit Groningen. Mensen die op hun werk met bestrijdingsmiddelen in aanraking komen, vertoonden de sterkste, snelste en meest consistente verslechtering van de longfunctie, zo stelt De Jong. In het onderzoek werd gekeken naar de gevolgen van beroepsmatige blootstelling aan sigarettenrook, giftige dampen, stoffen en gassen. Dit bleek te leiden tot een minder goede longfunctie en het vaker voorkomen van COPD. De Jong gebruikte voor haar onderzoek gegevens uit twee andere studies naar de gezondheid van de algemene populatie, die van LifeLines en Vlagtwedde-Vlaardingen.

Blootstelling aan pesticiden tijdens de zwangerschap verhoogt de kans op een autistisch kind

Er zijn al diverse oorzaken van autisme bekend: complicaties tijdens de zwangerschap, virale infecties en genetische afwijkingen. De jongste jaren vestigen steeds meer onderzoekers hun aandacht op de gevolgen van milieuverontreinigende middelen. Volgens The Verge bevestigt een nieuwe studie van de universiteit van Californië het verband met autisme. De Amerikaanse wetenschappers bevestigen het vermoeden dat neurotoxinen, gaande van pesticiden tot kwik en diesel, de ontwikkeling van de hersenen bij foetussen beïnvloeden. Hun studie verscheen vandaag in Environmental Health Perspectives. De onderzoekers vergeleken gegevens van het California Pesticide Use Report met de adressen van 970 kinderen die deelnemen aan een lopende studie over autisme. Ze ontdekten verbanden tussen de chemicaliën waaraan de moeders voor de conceptie en tijdens de zwangerschap werden blootgesteld en eventuele ontwikkelingsstoornissen bij hun kind. Om beïnvloeding door andere factoren uit te sluiten, hielden ze ook rekening met de inname van vitamines, socio-economische status en stofwisselingsstoornissen tijdens de zwangerschap.

Canadees advocatenbureau eist namens bijenhouders schadevergoeding van producenten neonicotinoïden

Over de schadelijke uitwerking van neonicotinoïden op bijen is inmiddels voldoende bekend. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze pesticiden een belangrijke rol spelen in de wereldwijde massale bijensterfte, die imkers grote zorgen baart. In diverse landen zijn de neonicotinoïden inmiddels (deels) verboden. Maar het blijven de meest toegepaste pesticiden ter wereld, en dus gaan chemiebedrijven als Bayer CropScience en Syngenta gewoon door met de productie van de gevreesde stoffen. Daartegen is een Canadees advocatenbureau een procedure gestart. Advocatenkantoor Siskids roept zowel professionele als hobbybijenhouders en honingverwerkende bedrijven zich massaal aan te sluiten bij de eis van een schadevergoeding, die omgerekend 283 miljoen euro bedraagt. Ze willen daarmee bereiken dat Bayer CropScience en Syngenta stoppen met de productie van pesticiden die neonicotinoïden bevatten. Binnen de Europese Unie is gedurende 2 jaar de toepassing van 3 soorten neonicotinoïden uitgebannen, om te bestuderen of de bijenpopulaties positief reageren op het verdwijnen van deze gifstoffen uit het milieu.

Meer dan de helft van de Amerikaanse vogelsoorten loopt kans tegen 2050 een met uitsterven bedreigde soort te worden

Vogels hebben het al zeer moeilijk om te overleven, onder meer door vervuiling, pesticiden en krimpende leefruimte. De klimaatverandering kan daarom voor heel wat soorten de genadeklap worden, stelt de studie van de National Audubon Society in zijn jaarrapport '314 Species on the Brink'. Tussen de 314 soorten in het rapport, zijn er heel wat verrassende namen die tot nog toe niet als bedreigd werden gezien, zoals de Amerikaanse zeearend (Haliaeetus leucocephalus), het nationale symbool van de VS. Deze arend ziet zijn leefgebied in de volgende zestig jaar met maar liefst driekwart krimpen. Ook de ijsduiker (Gavia immer), symbool van de staat Minnesota, en de Baltimoretroepiaal (Icterus galbula), symbool van de staat Maryland, krijgen het moeilijk.De organisatie somt 126 soorten op die meer dan de helft van hun huidige habitat zullen verliezen tegen 2050 en geen enkele uitwijkmogelijkheid hebben. Nog eens 188 soorten verliezen de helft van hun habitat tegen 2080, maar kunnen eventueel nog migreren naar betere oorden.