Begin april liet FTM zien dat Nederland invoering van de Bee Guidance, een Europees richtsnoer om bijen te beschermen, al jarenlang tegenwerkt. Die onthulling leidde tot een Kamerdebat, waarin minister Schouten (Landbouw) de Kamer gedetailleerde inzage in het dossier beloofde. Uit de stukken die zo openbaar zijn geworden, blijkt opnieuw iets opmerkelijks: Nederland heeft bij de Europese Commissie gepleit voor een nieuw rekenmodel om bijenpopulaties te monitoren. En dat model wordt gepusht door de chemische industrie.
‘Is er oppositie tegen de Bee Guidance? Dat bevreemdt me,’ zegt Fabio Sgolastra. Hij is entomoloog aan de universiteit van Bologna, en een van de opstellers van het bijenrichtsnoer dat op verzoek van de Europese voedseltoezichthouder EFSA werd geschreven. Sgolastra licht toe: ‘Destijds hebben alle Europese lidstaten ingestemd met het gewenste niveau van bescherming. Het uitgangspunt dat iedereen toen accepteerde, was dat maximaal 7 procent bijensterfte de veilige grens is.’ Het verbaast hem daarom hogelijk dat nu wordt gepleit voor het opschroeven van die grens, mogelijk zelfs tot 20 procent toegestane sterfte in een bijenkolonie. Een ander lid van de werkgroep is al even stellig: ‘Als de Bee Guidance nu wordt tegengewerkt, heeft dat niets te maken met de wetenschappelijke kwaliteit ervan.’
Mogelijk kan de Bee Guidance de Europese markt voor landbouwchemicaliën ontregelen, dat begrijpt Sgolastra ook wel. Maar, zegt hij: ‘We wanted to be on the safe side.’ Want de zorgen over het tempo waarin bijenpopulaties in Europa verdwijnen, zijn immens. De Bee Guidance moest die sterfte helpen keren, vooral door de schadelijkheid van pesticiden voor bijen veel beter te onderzoeken. ‘Het richtsnoer werd destijds gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke kennis,’ zegt Sgolastra. ‘Ons werk laat zien dat de huidige Europese risicobeoordeling vol mazen zit. Zo worden chronische effecten, de giftigheid voor bijen op de lange termijn, totaal over het hoofd gezien.’
De Bee Guidance werd door Sgolastra en zijn collega’s in juli 2013 opgeleverd. Maar het richtsnoer is bijna zes jaar later nog altijd niet ingevoerd: in Brussel weigert een groep lidstaten het document te accepteren. De gesprekken daarover vinden plaats in een vertrouwelijk comité, waar ambtenaren van de landbouwministeries uit de lidstaten elkaar ontmoeten. Om de impasse te doorbreken heeft de Europese Commissie in januari 2019 de lidstaten achter gesloten deuren voorgesteld om de Bee Guidance sterk af te zwakken: het merendeel van de nieuwe bijentesten wordt voorlopig niet ingevoerd. FTM publiceerde op 6 april een uitgebreid artikel over de lobby die daaraan voorafging, waarin Nederland een onverwacht grote rol speelde.
Openbaar gemaakte e-mails laten tot in detail zien hoe Nederland zich de afgelopen jaren verzet heeft tegen invoering van de Bee Guidance. Ambtenaren van het ministerie van Landbouw betonen zich bezorgd dat de nieuwe testmodellen voor de chemische industrie te duur en ingewikkeld zijn. Ook betwijfelt Nederland of er wel moet worden gekeken naar de risico’s van pesticiden voor wilde bijen: wellicht kunnen de testen zich beperken tot onderzoek naar honingbijen.
De belangrijkste zorg van Nederland is dat veel bestrijdingsmiddelen van de markt zullen verdwijnen, omdat de Bee Guidance te grote risico’s voor bijen aan het licht zal brengen. ‘De meeste aanvragen voor pesticiden zullen worden afgewezen,’ sombert een geanonimiseerde Nederlandse ambtenaar dan ook in een e-mail van 13 januari 2017. Bovendien is dat ‘mogelijk onnodig’: het gestelde niveau van bescherming en de daaruit afgeleide drempelwaarden zouden volgens de Nederlandse ambtenaren veel te streng zijn.
Die ‘drempelwaarden’ spelen een cruciale rol in de Bee Guidance. Het zijn alarmbellen die afgaan zodra een laboratoriumtest uitwijst dat een bepaald pesticide gevaar voor bijen kan opleveren. In dat geval moet het bewuste middel ook in een veldproef worden getest: bijen worden dan onder reële omstandigheden (op een behandelde landbouwakker) blootgesteld aan het middel. De bepaling van de drempelwaarden is daarom van groot belang: die zorgt voor de eerste schifting tussen veilige en mogelijk gevaarlijke gifstoffen. De drempelwaarden die in de Bee Guidance worden gebruikt, zijn gebaseerd op het Khoury-model. Maar in de zomer van 2016 bepleit Nederland in de voorheen vertrouwelijke correspondentie met de Commissie die drempelwaarden te wijzigen: ‘Wij verzoeken de Commissie [..] om de drempelwaarden te herzien op basis van het Beehave model,’ schrijft een Nederlandse ambtenaar.
Met zowel Beehave als Khoury kan de zogeheten ‘achtergrondsterfte’ worden berekend, waarop vervolgens de drempelwaarden worden gebaseerd. Want ook zonder blootstelling aan pesticiden sterven bijen namelijk, bijvoorbeeld door ziekten of tekort aan voedsel. Een bepaald percentage sterfte in het laboratorium wordt daarom als acceptabel gezien. ‘Maar met Beehave wordt die sterfte veel hoger ingeschat,’ vertelt Noa Simon Delso; ze is bijenonderzoeker aan de universiteit van Leuven, en heeft als wetenschappelijk adviseur van de ngo Bee Life alle discussies rond de Bee Guidance op de voet gevolgd. Dat Beehave rekent met een hogere achtergrondsterfte heeft grote gevolgen, legt Delso uit: ‘Vergiftiging door pesticiden kan zo onzichtbaar worden in laboratoriumtesten: die valt weg tegen de sterfte die dan sowieso als normaal wordt beschouwd.’
Dat Beehave de achtergrondsterfte oprekt, is precies waarom pesticidenbedrijven invoering ervan bepleiten. De European Crop Protection Association (ECPA), de lobbyorganisatie van agrochemiegiganten als Bayer, Syngenta en BASF, schrijft dat met zoveel woorden in een brief van 17 juni 2017 aan de Europese Commissie. De ECPA betoogt daarin dat de in de Bee Guidance gebruikte 7 procent maximale bijensterfte ‘overdreven’ voorzichtig is. De acceptabele sterfte onder bijen kan blijkens Beehave stevig worden versoepeld, zo verzekert de lobbygroep: ‘Een afname van 20 procent in een kolonie is veilig.’ De brief vervolgt met de indringende waarschuwing dat ‘vrijwel alle’ insecticiden die momenteel in de Europese Unie zijn toegelaten, anders een ‘negatieve beoordeling’ zullen krijgen. Het zou om zeker 51 bestrijdingsmiddelen gaan. Ook ‘een groot aantal andere middelen’ dreigt dan van de markt te verdwijnen. ‘De industrie is de overtuiging toegedaan dat de risicobeoordeling [..] moet worden herzien,’ benadrukt de ECPA nog maar eens.
Het ministerie van Landbouw verzuimt te melden dat het zelf al eerder over Beehave werd benaderd door lobbyisten van de agrochemische industrie. Dat gebeurde al in 2014, blijkt uit een brief die FTM kon inzien: ‘Wij hebben uw ministerie [..] eerder gewezen op het recent ontwikkelde Beehave model inzake bijenkoloniegezondheid,’ schrijft Nefyto, de Nederlandse evenknie van de ECPA, op 24 juni 2014 aan toenmalig staatssecretaris Sharon Dijksma. ‘Verschillende Europese onderzoekscentra en andere lidstaten, waaronder Portugal, onderschrijven het gebruik van het Beehave model.’
Ook Nefyto waarschuwt met klem voor de gevolgen als de Bee Guidance ongewijzigd wordt ingevoerd en de drempelwaarden niet worden herzien, specifiek voor onze op export gerichte landbouw: ‘De continuïteit van teelten zal [..] onder druk komen te staan,’ schrijft de lobbygroep. ‘De land- en tuinbouw als belangrijke pijler onder onze economie zal ernstig worden geschaad.’
En zo vroeg Nederland, geheel in lijn met de wensen van de agrochemische industrie, in juni 2016 in Brussel om aanpassing van de Bee Guidance en wilde het voortaan de Beehave rekenmethode gebruiken. Hoewel het debat over het dossier zich in Brussel vrijwel geheel achter de schermen voltrekt, is inmiddels duidelijk dat steeds meer lidstaten herziening van de Bee Guidance willen.
Dit tot ergernis van de Europese Commissie zelf. Een woordvoerder heeft moeite haar irritatie te verbergen: ‘Natuurlijk zijn wij voor invoering van de Bee Guidance,’ deelt ze FTM telefonisch mee. ‘Maar helaas voor de bijen kan de Commissie haar wil niet aan de lidstaten opleggen.’ De frustratie in Brussel is groot: te vaak verschuilen de nationale regeringen zich bij impopulaire maatregelen achter ‘Europa’, vindt men. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij de hernieuwde toelating van glyfosaat, de onkruidverdelger van de Amerikaanse biotech-reus Monsanto, zowel Frankrijk als Duitsland de eurocommissaris achter de schermen hadden verzocht het middel goed te keuren. Diezelfde regeringen hadden in eigen land echter geen goed woord over voor het landbouwgif. Opportunisme vinden ze dat in Brussel, en schadelijk voor het vertrouwen in de EU.
Het zijn de nationale regeringen, verzekert de woordvoerder, die hebben gevraagd om afzwakking van de Bee Guidance. Om die reden heeft de EC afgelopen januari in een vertrouwelijke vergadering een ‘implementatieplan’ voorgesteld waarin het merendeel van de testen in de Bee Guidance op een zijspooor wordt gezet. Ze gaan ‘ter herziening’ terug naar de EFSA. In het voorstel (waarover FTM beschikt) staat tevens dat de gebruikte drempelwaarden opnieuw door de EFSA zullen worden berekend.
‘Dat kan leiden tot invoering van het Beehave-model, tot een aanpassing ervan, of mogelijk komt de EFSA uiteindelijk zelfs tot een nieuw model,’ laat de woordvoerder van minister Schouten FTM weten. De woordvoerder: ‘Nederland is (en is steeds) voorstander (geweest) van gebruik van het Beehave-model boven het Khoury-model.’ Ook heeft het ministerie al in november 2018 vertrouwelijk te kennen gegeven het ‘implementatieplan’ in grote lijnen te steunen, zoals FTM op 6 april onthulde. Dit terwijl de minister afgelopen maart de Tweede Kamer nog voorhield dat er geen stappen waren ondernomen en de Kamer te zijner tijd alle kans zou krijgen om haar positie te bepalen: ‘Nederland heeft nog geen positie aangezien er nog geen eindvoorstel officieel is voorgelegd aan de lidstaten’, schreef Schouten toen. ‘Zodra de EC een eindvoorstel aan lidstaten voorlegt zal ik mij hierover laten adviseren door het Ctgb en uw Kamer vervolgens informeren over mijn positie.’
Bron: Vincent Harmsen in FTM, 07-06-19
https://www.ftm.nl/artikelen/bijenbescherming-rekenmethode?utm_medium=s…
- Login om te reageren