Met uitsterven bedreigde vogels zijn in Nederland steeds afhankelijker van natuurgebieden

Met uitsterven bedreigde vogels zijn in Nederland steeds afhankelijker van natuurgebieden. 60 procent van de zogenaamde Rode Lijstsoorten komt alleen nog voor in natuurgebieden. Zelfs weidevogels voelen zich daar beter thuis dan op het boerenland. Dit blijkt uit Vogelbalans 2008, de jaarlijkse indicator van de vogelstand in Nederland, opgesteld door SOVON, Vogelonderzoek Nederland. Bijna de helft van de Rode Lijstsoorten blijft, sinds de eerste publicatie van de lijst in 2004 afnemen, aldus SOVON. Soorten als de kemphaan Philomachus pugnax, de velduil Asio flammeus, de draaihals Jynx torquilla, de kuifleeuwerik Galerida cristata en de grauwe gors Miliaria calandra balanceren net als vorig jaar op de rand van uitsterven.

Het blijft vooral slecht gaan met boerenlandvogels. De aantallen broedparen van de grutto Limosa limosa, de kievit Vanellus vanellus, de scholekster Haematopus ostralegus, de tureluur Tringa totanus en de veldleeuwerik Alauda arvensis lopen nog altijd hard achteruit, ondanks jarenlange subsidies aan boeren voor ‘agrarisch natuurbeheer’. ‘Ik vrees dat je moet concluderen dat al het geld en al die inspanningen niet tot resultaten hebben geleid’, aldus Ruud Foppen, hoofd onderzoek van SOVON.

Het gaat niet overal slecht. Met bijzondere broedvogels in het netwerk van Natura 2000-gebieden gaat het zelfs goed. Moerasvogels als de lepelaar Platalea leucorodia, de purperreiger Ardea purpurea en de roerdomp Botaurus stellaris profiteren van hun beschermde status. De purperreiger doet het ook beter vanwege enkele nattere winters in de Sahel.

De lepelaar heeft veel baat bij de toename van de hoeveelheid voedsel (stekelbaarsjes) in poldersloten. Van de 13 soorten die in het ‘Beschermingsplan Moerasvogels’ worden genoemd, nemen er nog slechts drie in aantal af: de blauwe kiekendief, de grote karekiet en de baardman. Foppen: ‘Hier en daar gaat het beter. Het is dus mogelijk om voor bepaalde soorten de negatieve tendens om te keren.’

Incidenteel zijn er nog meer succesjes, zo blijkt uit de Vogelbalans. De slechtvalk, groene specht Picus viridis en kerkuil Tyto alba maken een goede kans om van de volgende Rode Lijst te worden afgevoerd. De kerkuil en de slechtvalk profiteren van de vele nestkasten die door vrijwilligers worden opgehangen. En ook de kwartelkoning Crex crex lijkt te profiteren van beschermingsmaatregelen in natuurgebieden. Daar staat tegenover dat het met veel wad- en watervogels blijvend slecht gaat.

Vooral onder broedvogels is het beeld weinig rooskleurig. De stand van de blauwe kiekendief Circus cyaneus, de kluut Recurvirostra avosetta, de velduil Asio flammeus, de noordse stern Sterna paradisaea en de tapuit Oenanthe oenanthe bevindt zich op een dieptepunt. De topper Aythya marila en de scholekster Haematopus ostralegus hebben het moeilijk vanwege een gebrek aan schelpdieren.

De gegevens van SOVON zijn niet allemaal even recent. Soms dateren de laatst verwerkte tellingen uit 2006. Maar wat betreft stadsvogels zijn de gegevens juist extreem actueel, dankzij het in 2007 gestarte Meetnet Urbane Soorten (MUS), een monitoringproject waarin het aantal stadsvogels in 400 gebieden wordt geteld door vogelaars.

Belangrijkste conclusie over dit voorjaar (2008): met de huismus Passer domesticus blijft het slecht gaan (-6 procent), vanwege almaar minder nestgelegenheid en vanwege een gebrek aan voedsel in stadstuinen. Daar staat tegenover dat steeds meer bosvogels – de groenling Carduelis chloris (+7 procent) en de winterkoning Troglodytes troglodytes (+9 procent) – zich in de stad vestigen.

Nog een recente ontwikkelingen: dit voorjaar werd voor het eerst in dertig jaar een broedgeval van de ruigpootuil Aegolius funereus vastgesteld.

Bron: De Volkskrant, 21 augustus 2008
http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1057977.ece/Subsidies_helpen…

Lees ook een artikel in Trouw van 23 mei 2008
http://www.trouw.nl/groen/article1728047.ece/Behoud_weidevogels_is_kwes…