Een schimmel doodt amfibieën

In het voorjaar van 2010 bleek dat ruim 5 procent van alle amfibieën in België en in Nederland met een schimmel besmet waren, Batrachochytrium dendrobatidis (verdere informatie in bijlage). Deze schimmel kan de gevaarlijke infectieziekte chytridiomycose veroorzaken. Door deze ziekte zijn wereldwijd al een aantal amfibieënsoorten uitgestorven en worden vele andere soorten bedreigd. In bijna alle Nederlandse provincies en in Vlaanderen zijn besmette dieren gevonden. Ook de onlangs in Nederlands Limburg aangetroffen brulkikkers kunnen dragers zijn van deze schimmel. Deskundigen, waaronder het IUCN, noemen het de ergste infectieziekte die amfibieën ooit heeft getroffen en een grote bedreiging voor de biodiversiteit. Over één punt zijn wetenschappers het eens. Amfibieën worden wereldwijd bedreigd, onder andere door vervuiling van de leefomgeving. Daardoor zijn amfibieën nu gevoeliger voor ziekteverwekkers als de Chytride schimmel.

Amfibieën zijn kleine koudbloedige gewervelde dieren die afstammen van de waterbewoners (vissen). Ze kunnen op het land leven, maar voor hun voortplanting zijn ze geheel afhankelijk van water. De enige in Nederland voorkomende amfibieën zijn: salamanders, kikvorsen en padden. Twee dingen zijn erg belangrijk voor de amfibieën: de temperatuur en de vochtigheid. Door hun zeer dunne huid bestaat er een groot gevaar voor uitdroging, tijdens hun verpozen op het land. Dit gevaar van uitdrogen wordt sterk verminderd door de slijmklieren die een slijmlaag op de dunne huid afzetten, om zodoende de verdamping tegen te gaan. Wordt het toch te warm dan zoeken ze een koele schuilplaats op. Bijvoorbeeld onder stenen, in het water of in de modder. De zeer dunne huid is van wezenlijk belang voor de amfibieën omdat een groot deel van hun ademhaling plaats vindt via deze dunne huid, ondanks dat ze longen bezitten. Vlak onder de huid liggen dan ook bloedvaten die de zuurstof rechtstreeks uit de buitenlucht of het water opnemen. Voor de voortplanting is water een must, omdat amfibieën eieren leggen, die in plaats van door een schaal, omgeven zijn door een waterhoudende geleimassa (dril). Deze dril wordt in het water gelegd, omdat de eieren op het land snel zouden uitdrogen. Na enige tijd komen dan de larven tevoorschijn. Deze larven ademen door de kieuwen en de bloedsomloop vertoont veel overeenkomst met die van vissen. Hierna ondergaan de larven een gedaanteverwisseling en verschijnen de poten, verdwijnt de staart en worden de kieuwen vervangen door longen, waardoor de bloedsomloop eveneens verandert. Amfibieën houden een winterslaap omdat ze koudbloedig zijn. Hun lichaamstemperatuur daalt als de zonnewarmte vermindert en omgekeerd. Ze zijn dan ook geheel afhankelijk van de buitentemperatuur (de zon). Wordt het kouder dan worden ze stijf en traag en trekken ze naar hun schuilplaats terug.
In de winter worden hun levensfuncties bijna geheel stopgezet, dat wil zeggen, de lichaamstemperatuur zakt tot een bepaalde minimumwaarde, waardoor de stofwisseling wordt afgeremd. Hierdoor neemt de behoefte tot voedsel af en spaart het dier energie. Hij teert dan op zijn vetreserves die hij 's zomers heeft aangelegd.

Bronnen:
Persbericht RAVON & Universiteit Gent, 26 april 2010 (bijlage)
Vroege Vogels
http://vroegevogels.vara.nl/Fragment.202.0.html?&tx_ttnews%5Btt_news%5D…
Jeroen van Delft & Wilbert Bosman (Stichting RAVON)
Naar een Early Warning System voor de stierkikker in Nederland (bijlage)
Frank Pasmans en An Martel (2011) De schimmelziekte chytridiomycose: nu ook bij de Belgische amfibieën! ANTenne | JANUARI - MAART 2011 | JAARGANG 5 | NR. 1, 16-17 (bijlage)
Jelle Hofstra / Verschenen in de Geaflecht (Natuurvereniging Gorredijk e.o.) van december 1983
http://www.geaflecht.nl/amfibieen_en_reptielen