De akkerflora verdwijnt door het gebruik van herbiciden

Veel natuurwaarden, zowel planten als dieren, zijn verdwenen. Akkers vertoonden vroeger een bonte kleurenpracht van korenbloemen, klaprozen, kamille en gele ganzenbloem. Daar kwamen veel insecten op af, wat samen met de zaden van de gewassen weer vogels zoals kneu Carduelis cannabina en veldleeuwerik Alauda arvensis trok. Helaas is de natuurlijke rijkdom van akkers in de twintigste eeuw sterk achteruit gegaan; 16 typische akkerplanten zijn in ons land zelfs uitgestorven. Sinds 1950 is de landbouw heel sterk veranderd. Sommige teelten – zoals klaver, boekweit en in de meeste streken ook vlas – zijn nagenoeg verdwenen. Andere gewassen worden, vooral als een gevolg van betere zaaizaadzuivering en herbiciden allerhande, veel minder dan vroeger ‘geteisterd’ door kleurrijke wilde bloemen. Van de akkerplanten in Nederland zijn er maar liefst 75 bedreigd. Rond 1960 kwamen er nog zo'n 120 plantensoorten regelmatig voor op akkers in Nederland. Tegenwoordig zijn dat er nog maar twintig. Dit zijn bijna altijd algemenere soorten die ook buiten akkers volop voorkomen.

Herbiciden (van het Latijnse herba «kruid» en caedere «doden») of onkruidverdelgers zijn chemische bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt om onkruid te bestrijden. Men deelt ze meestal in naar de aard van de werking:
- Contact herbiciden doden de planten waar ze geraakt worden. Bovengronds vindt afsterving plaats. Voorbeelden zijn: Paraquat (Gramoxone), Diquat (Reglone), Amitrol;
- Groeistof herbiciden verstoren de hormoonhuishouding in de plant. Met name dicotylen of breedbladige onkruiden groeien zich kapot. Deze middelen worden vaak in graslanden (gazons en weilanden) gebruikt. Voorbeelden zijn: 2,4 D , Dicamba, MCPA, Mecoprop (MCPP);
- Bodem herbiciden spuit men op de grond. De kiemende onkruiden nemen de middelen met hun wortels op en gaan vervolgens dood. Voorbeelden zijn: Dichloorprop (Casoron), Simazine, Atrazine, Trifluralin;
- Systemische herbiciden worden door het blad opgenomen en eerst door de hele plant getransporteerd. Pas dan sterft een plant. Ze zijn daarom geschikt om hardnekkige onkruiden te bestrijden als kweek en ridderzuring. Voorbeelden: Azimsulfuron, Roundup (glyfosaat), Fusilade, Fervinal.

Voorbeelden van bedreigde akkerplanten zijn de blauwe korenbloem Centaurea cyanus, de roze bolderik Agrostemma githago, de gele akkerboterbloem Ranunculus arvensis, de witte naaldenkervel Scandix pecten-veneris en de al sinds tientallen jaren verdwenen rode zomer- en herfstadonis Adonis annua. Van de zeer specifieke onkruidflora van vlasakkers is niets meer overgebleven: vlashuttentut Camelina sativa subsp. alyssum en vlaswarkruid Cuscuta epilinum zijn al sinds tientallen jaren niet meer waargenomen.

Akkerplanten hebben tot halverwege de twintigste eeuw weten te profiteren van de handelingen van de boer. Door kleinschalig en extensief beheer van de akkergronden konden de karakteristieke soorten overal een plaats vinden. In de loop van de twintigste eeuw is de landbouw echter ingrijpend gewijzigd. Vanuit de overheid is schaalvergroting en intensivering gepropageerd, waardoor een efficiëntere bedrijfsvoering mogelijk werd. Een ander gevolg was dat een schrikbarende verarming van natuurwaarden op landbouwgrond heeft plaats gevonden. Sinds 1950 is de achteruitgang van akkerplanten sterk versneld door het alom gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen (herbiciden) in de gewassen. Een aantal akkerplanten heeft sterk onder de chemische onkruidbestrijding geleden. Voorbeelden hiervan zijn herik, knopherik, korenbloem, klaprozen en spiegelklokje.

Korenbloem Centaurea cyanus is, met de klaprozen, wel de meest bekende akkerplant van Nederland. Met name op zandgronden bepaalde deze soort vroeger het aanzien van de graanakkers. Het blauw van de bloemen is spreekwoordelijk. In graanakkers wordt Korenbloem steevast vergezeld door een aantal andere akkerplanten, zoals Grote windhalm, Akkerviooltje, Ringelwikke en Zwaluwtong. Op zure zandgronden komen daar ook nog vaak Slofhak en Bleekgele hennepnetel bij. Korenbloem komt in grote delen van Nederland voor. Alleen in klei- en veengebieden is ze grotendeels afwezig. Het huidige voorkomen daar is hoofdzakelijk beperkt tot omgewerkte wegbermen. In de rest van Nederland is ze nog regelmatig aan te treffen in graanakkers. In de vorige eeuw is de verspreiding van de soort op uurhokniveau (5x5 km) met ca. 30 % afgenomen.

In werkelijkheid is de achteruitgang echter nog veel groter, omdat de dichtheid waarmee de soort voorkomt overal sterk is gedaald. Korenbloem is erg gevoelig voor veel onkruidbestrijdingsmiddelen. De achteruitgang van deze soort sinds de Tweede Wereldoorlog is grotendeels daaraan te wijten. Ook de omzetting van graanakkers in maïsland heeft een negatieve invloed gehad.

Korensla Arnoseris minima is een plant van wintergraanakkers op kalk- en leemarme zandgrond. Ze is kenmerkend voor oude bouwgronden op zand, in nieuwe ontginningen en op klei- en veengrond laat ze verstek gaan. In Nederland is ze vrijwel geheel aan akkers gebonden. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was Korensla één van de meest karakteristieke en algemene soorten van winterroggeakkers op kalkarme, zure zandgrond. Planten waarmee Korensla vaak voorkwam zijn onder andere Bleekgele hennepnetel, Kleine leeuwenklauw, Slofhak en Eenjarige hardbloem. De soort is sinds de eerste helft van de vorige eeuw enorm hard achteruitgegaan. Tot 1950 kwam Korensla in 670 uurhokken (5x5 km) voor, sinds 1975 is ze nog maar in 80 uurhokken gevonden. Dat is een achteruitgang van bijna 90 %. Op kilometerhokniveau is de achteruitgang nog dramatischer, van meer dan 3500 kilometerhokken voor 1950 tot slechts 72 na 1975.

Roggelelie (Lilium bulbiferum subsp. croceum) kwam vooral voor in roggevelden op de essen in Drente. Soorten waarmee de Roggelelie samen voorkomt, zijn onder andere Akkerviooltje, Smalle wikke en Grote windhalm. Roggelelie is in Nederland altijd zeer zeldzaam geweest en grotendeels tot Drente beperkt gebleven. Vóór 1950 is ze in 14 uurhokken (5x5 km) gevonden, sinds 1975 nog maar in 2. Het is dan ook één van de meest bedreigde planten in ons land.
Nachtkoekoeksbloem (Silene noctiflora) is een soort van wintergraanakkers op kalkhoudende, matig voedselrijke, humeuze kleigrond. Onder de planten waar de Nachtkoekoeksbloem samen mee voorkomt zijn zeldzame akkerplanten als Kleine wolfsmelk, Naaldenkervel en Akkerboterbloem. Nachtkoekoeksbloem komt in Nederland voornamelijk voor in het noordelijk deel van Friesland en Groningen. In de rest van het land komt ze verspreid voor, maar is overal zeldzaam. In Friesland staat de soort op dit moment vooral nog in wegbermen. Vóór 1950 is de Nachtkoekoeksbloem gevonden in 114 uurhokken (5x5 km), na 1975 nog maar in 44, een achteruitgang van bijna 50%.
Naaldenkervel (Scandix pecten-veneris) is een soort van wintergraanakkers op kalkrijke grond. In het gezelschap van Naaldenkervel stonden een groot aantal andere akkerplanten, waarvan er vele inmiddels ook sterk bedreigd zijn. Voorbeelden hiervan zijn Akkerboterbloem, Ruw parelzaad, Groot spiegelklokje en Kleine wolfsmelk. Naaldenkervel kwam vóór 1950 voor op kalkrijke akkers in grote delen van Nederland. De belangrijkste concentraties lagen in Zuid-Limburg, het rivierengebied en Groningen. Inmiddels is de plant vrijwel overal verdwenen, alleen in een paar Zuid-Limburgse akkerreservaten komt hij nog voor. Vóór 1950 is hij in 176 uurhokken (5x5 km) gevonden, na 1975 nog maar in 4. Op kilometerhokniveau is de achteruitgang nog groter.
Handjesereprijs (Veronica triphyllos) is een soort van wintergraanakkers op kalkarme, lemige zandgrond, vooral op
stroomruggen langs de rivieren. Soms komt hij voor op open plekken in droge graslanden. In akkers waar Handjesereprijs nog voorkomt staat hij voornamelijk langs perceelsranden. Vroeger werd Handjesereprijs in Nederland in alle provincies aangetroffen, zij het heel weinig in het noorden van het land. Tegenwoordig komt hij vrijwel alleen nog voor in het oostelijk deel van het rivierengebied: het IJsseldal en de randen van het Rijn- en Maasdal. Min of meer bestendig komt Handjesereprijs alleen nog voor rond Zutphen, in de Liemers en in Midden-Limburg. Planten waardoor de soort wordt vergezeld zijn vooral algemene akkerplanten als Akkerviooltje, Smalle wikke en Gewoon herderstasje. Voor 1950 is hij gevonden in 162 uurhokken (5x5 km), na 1975 nog maar in 24 uurhokken: een achteruitgang van 85%. Daarbinnen is hij echter veel minder algemeen geworden, zodat de eigenlijke achteruitgang nog veel groter is.
Groot spiegelklokje (Legousia speculum-veneris) is een soort van wintergraanakkers op kalkrijke grond. Het groeit
op vochthoudende, voedselrijke zandige klei, löss en krijtverweringsgrond. In het rivierengebied staat het op de zandige stroomruggronden. Het komt voor samen met algemene soorten als klaprozen en Vierzadige wikke, maar ook met zeldzame soorten als Ruw parelzaad en Kleine wolfsmelk. Buiten graanakkers is het af en toe te vinden op open plekken in de grasmat van weg- en dijkbermen, vooral langs de IJssel. In de eerste helft van de twintigste eeuw was Groot spiegelklokje nog vrij algemeen in Limburg, het rivierengebied en plaatselijk in Zeeland en Zuid-Holland. Tegenwoordig komt het vrijwel alleen nog voor in Zuid-Limburg en langs de IJssel. De achteruitgang van de soort is niet zo groot als van andere soorten waar ze vroeger mee voorkwam als Naaldenkervel, Akkerboterbloem, Wilde weit, Wilde ridderspoor en Tengere veldmuur. Toch is het aantal uurhokken waar de soort voorkwam, met driekwart afgenomen. Vóór 1950 is het in 175 uurhokken (5x5 km) gevonden, na 1975 nog maar in 33. Binnen die uurhokken is het ook veel zeldzamer geworden, op kilometerhokniveau is de achteruitgang meer dan 90%.
Glad biggenkruid (Hypochaeris glabra) is een soort van hakvruchten zomergraanakkers op kalkarme, al dan niet lemige zandgrond. Het komt in de akkers vooral voor in de randen, die minder intensief worden bewerkt of waar het gewas minder dicht staat. In zuidelijke streken komt het ook voor in open grasland, maar in Nederland is het vrijwel tot akkers beperkt. Daarnaast is het alleen in kalkarme, open duingraslanden nog wel eens te vinden. Soorten waar Glad biggenkruid samen mee voorkomt zijn o.a. Akkerviooltje, Kromhals en Rood guichelheil. Vroeger was Glad biggenkruid in Nederland vrij algemeen op de hogere zandgronden en de aangrenzende rivierdalen en plaatselijk in de duinstreek. Tegenwoordig is het veel zeldzamer geworden. Het verspreidingspatroon is niet veranderd, maar de soort is overal veel minder algemeen. In vergelijking met de eerste helft van de vorige eeuw, is het aantal uurhokken (5x5 km) waar de soort voorkomt met tweederde afgenomen. Binnen die uurhokken waar Glad biggenkruid nog voorkomt, is het echter ook veel zeldzamer geworden. Als we kijken naar het voorkomen per kilometerhok is de achteruitgang zelfs 95%!
Dreps (Bromus secalinus) kan in principe in allerlei soorten akkers voorkomen, maar heeft een duidelijke voorkeur
voor granen. Ze groeide in Nederland in winterrogge-, tarwe- en gerstakkers op vochtige löss, leem en zandige klei. Vooral in natte jaren kon de soort veel voorkomen. Soorten waarmee ze samen groeide zijn onder meer Grote windhalm, Zwaluwtong en Akkerviooltje. Hoewel Dreps nooit een erg algemene soort is geweest, kwam ze vroeger verspreid voor in grote delen van Nederland. Met name op de grens van de zandstreken en de rivierdalen was de soort niet zeldzaam. Op dit moment komt de soort nog maar op één plaats voor op een akker op de Utrechtse Heuvelrug. Verder treedt ze af en toe op langs spoorwegen maar nergens leidt dat tot blijvende vestiging. Wegens haar snelle kieming wordt ze soms ingezaaid in nieuwe taluds, maar ook dan is het voorkomen maar van korte duur. Voor 1950 kwam ze nog voor in 219 uurhokken (5x5 km), na 1975 is ze nog maar in 4 uurhokken gevonden. Op dit moment is er zelfs nog maar één groeiplaats bekend.
Klein spiegelklokje (Legousia hybrida) is, evenals haar verwant Groot spiegelklokje, een plant van wintergraanakkers op kalkrijke grond. Het groeit in Zuid-Limburg op akkers op nauwelijks verweerd krijt. Langs de IJssel staat het in een akkerreservaat op een stroomrug langs de rivier. Klein spiegelklokje komt voor samen met andere zeldzame akkerplanten als Getande veldsla, Kleine wolfsmelk, Smalle raai en stoppelleeuwenbekjes. Klein spiegelklokje komt in Nederland nog voor in Zuid-Limburg en langs de IJssel. Vroeger is het ook gevonden in Zeeuws-Vlaanderen, in Zuid-Holland en bij Nijmegen. Het is altijd al een bijzonder zeldzame soort geweest. Voor 1950 is het in 16 uurhokken (5x5 km) gevonden, sinds 1975 nog in 6 uurhokken. De bestaande groeiplaatsen liggen voornamelijk in akkerreservaten.
Akkerleeuwenbek (Misopates orontium) is een soort van bieten-, aardappel- en andere hakvruchtakkers, van randen van graanakkers en van moestuinen. Ze komt voor op matig droge, humushoudende, meestal kalkarme, niet te zware grond. Ze groeit vooral op lemig zand, löss en zandige rivierklei. Ze komt vaak voor samen met andere, algemene akkerplanten als Kroontjeskruid, Rood guichelheil en Zwarte nachtschade, maar ook wel met minder algemene soorten als Gele ganzenbloem en Akkerandoorn. Akkerleeuwenbek komt, behalve in akkers, ook voor langs spoorwegen bij Nijmegen. Vroeger was Akkerleeuwenbek plaatselijk vrij algemeen in de zuidoostelijke helft van Nederland. In het noorden en het westen is de soort altijd een zeldzame verschijning geweest. Vooral in het oostelijk rivierengebied, Limburg en delen van Brabant kwam de soort vrij veel voor. Nog steeds ligt het zwaartepunt van de verspreiding in die streken, maar de soort is daar wel behoorlijk achteruitgegaan. Vóór 1950 kwam hij in 236 uurhokken (5x5 km) voor, na 1975 nog maar in 171, een achteruitgang van zo'n 25 %. De eigenlijke achteruitgang is echter groter, want ook binnen de uurhokken waar hij nog voorkomt is hij veel minder algemeen geworden. Op kilometerhokniveau is de soort met meer dan tweederde afgenomen.
Akkerdoornzaad (Torilis arvensis) is vooral een plant van kalkrijke graanakkers. Daarnaast komt de soort voor in open plekken in grasland op Zeeuwse dijken. Onder de soorten waarmee Akkerdoornzaad oorspronkelijk voorkwam zijn andere zeer zeldzame akkerplanten als stoppelleeuwenbekjes, Naaldenkervel en Akkerboterbloem. Akkerdoornzaad komt vanouds maar in twee gebieden in Nederland voor: Zeeland en Zuid-Limburg. De soort is nooit algemeen geweest, vóór 1950 is zij gevonden in 21 uurhokken (5x5 km). Sinds 1975 is ze nog maar in 6 uurhokken aangetroffen, een achteruitgang van maar liefst 75 %. De Zeeuwse groeiplaatsen in akkers zijn volledig verdwenen, ze komt daar alleen nog voor op begraasde dijken in Zeeuws-Vlaanderen en op Noord-Beveland.
Akkerboterbloem (Ranunculus arvensis) groeit op droge, meestal kalkhoudende grond, vooral op zandige klei, krijt
en löss. De soort is beperkt tot wintergraanakkers. De vruchtjes zijn eerder rijp dan het graan. Ze verspreiden zich doordat ze met hun stekels aan dieren en mensen blijven hangen. Vroeger gebeurde dit vooral door rondtrekkende schaapskudden die de stoppelakkers begraasden. De zaden blijven in de grond lange tijd hun kiemkracht behouden. Soorten waarmee Akkerboterbloem samen voorkomt zijn ondermeer zeldzaamheden als Naaldenkervel en stoppelleeuwenbekjes. Van de meer algemene soorten zijn Grote klaproos, Akkerviooltje en Zwaluwtong te noemen. Vroeger kwam Akkerboterbloem in een groot deel van Nederland voor, met name in Zuid-Limburg, het rivierengebied, het Fries-Groningse zeekleigebied, Zeeland en de duinstreek. In de loop van de vorige eeuw is de soort zeer sterk achteruitgegaan, ze komt nu vrijwel alleen nog voor in Zuid-Limburg en De Liemers. Vóór 1950 is de Akkerboterbloem in 246 uurhokken (5x5 km) gevonden, na 1975 nog maar in 13 uurhokken. Binnen de uurhokken waar de soort nog voorkomt is ze nu veel zeldzamer dan vroeger.
Stinkende kamille (Anthemis cotula) groeit bij voorkeur op zwaardere grondsoorten, ze komt in Nederland met name voor op kalkrijke zee- en rivierklei en op löss. Er is een opvallend verschil tussen de standplaatsen in verschillende streken van Noordwest-Europa. In Engeland groeit ze vooral in akkers, in Midden-Europa vooral op verruigde terreinen. In Nederland komt ze op beide standplaatsen voor. Stinkendekamille staat in hakvruchtakkers tussen de bieten en aardappelen, maar komt ook voor langs de randen van tarweakkers. Buiten akkers groeit ze op allerlei verstoorde, stikstofrijke plaatsen. In regenrijke zomers is ze talrijker dan in droge zomers. Stinkende kamille komt vaak voor samen met algemene onkruiden als Gewoon herderstasje, Gewoon varkensgras en Melganzenvoet. Stinkende kamille komt in ons land met name voor in het noordwesten van Friesland, in en om het rivierengebied, op de Zuid-Hollandse eilanden en in Zuid-Limburg. In andere streken is ze bepaald zeldzaam te noemen. De soort is na 1975 uit ruim de helft van de uurhokken (5x5 km) is verdwenen. Dit beeld is nog veel erger als we kijken naar gegevens op kilometerhokniveau. In 1999 was Stinkende kamille nog maar uit 23 kilometerhokken bekend, terwijl ze vóór 1950 in ruim 650 hokken is gevonden. Dat betekent een achteruitgang van meer dan 95%.
Bronnen:
Factsheet Korenbloem, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://www.biologischopdejachthuislaan.nl/Factsheet_Korenbloem.pdf
Factsheet Korensla, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
http://edepot.wur.nl/118007
Factsheet Roggelelie, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
http://edepot.wur.nl/117997
Factsheet Nachtkoekoeksbloem, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117994
Factsheet Naaldenkervel, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117993
Factsheet Handjesereprijs, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117988
Factsheet Groot Spiegelklokje, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117987
Factsheet Glad biggenkruid, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117986
Factsheet Dreps, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117985
Factsheet Klein spiegelklokje, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117981
Factsheet Akkerleeuwenbek, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
http://edepot.wur.nl/117982
Factsheet Akkerdoornzaad, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117980
Factsheet Akkerboterbloem, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
http://edepot.wur.nl/117979
Factsheet Stinkende kamille, gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
http://edepot.wur.nl/117999
Atlas van de flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Redactie: Wouter Van Landuyt, Ivan Hoste, Leo Vanhecke, Ward Vercruysse, Paul Van Den Bremt en Dirk De Beer. Auteurs: Luc Allemeersch,Bert Berten, Rein Brys, Piet De Becker, Geert De Blust, Luc Denys en René Meeuwis. Uitgevers: Nationale Plantentuin van België en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (INBO), ISBN/ISSN 9072619684
http://www.br.fgov.be/PUBLIC/GENERAL/GENERALNL/publicationsatlasfloravl…

Beschermingsplan akkerplanten, Ministerie LNV, mei 2000 (bijlage)
http://english.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640898&_dad=portal&_s…

Natuurmonumenten, 17 november 2009
http://www.natuurmonumenten.nl/content/natuurwaarden-ouderwetse-akkertj…

Informatie over herbiciden:
Ontvangen van "http://nl.wikipedia.org/wiki/Herbicide"