De krooneend neemt sinds de jaren 1990 sterk toe
Krooneenden Netta rufina zijn broedvogels van meren en plassen met een riet- of kruidenrijke oever, waarin het nest wordt gebouwd. Een rijke onderwatervegetatie, liefst van kranswieren, is een vereiste, daar deze planten de hoofdmoot van het menu uitmaken. Dierlijk voedsel als slakjes en insecten vormt slechts een aanvulling hierop. Pas sinds 1942 broeden krooneenden in Nederland. Een echt forse groei zat er echter niet in; lange tijd schommelde het aantal broedparen tussen de 30 en de 65. In de loop van de jaren zeventig begon het broedbestand zelfs weer te krimpen en eind jaren tachtig waren hooguit nog 15 paren over. Door diverse maatregelen begon de waterkwaliteit in 1980-1990 weer te verbeteren, en op enkele plekken in het IJsselmeergebied ontwikkelden of herstelden zich kranswiervegetaties. Hierop reageerden de krooneenden met een toename van aantallen. Het eerst gebeurde dit in de Gouwzee, waar zich op een jaarlijks omvangrijker wordend kranswierveld in 1990-1995 tot 140 krooneenden verzamelden. In de loop van de jaren negentig nam ook in de Veluwerandmeren de hoeveelheid kranswier sterk toe, evenals het aantal krooneenden. Volgens SOVON was er vanaf 1990 significante toename van >5% per jaar. Het broedbestand werd in 2005-2008 geschat op 260 - 420 paar. Vrijwel overal in Europa was de broedpopulatie in de jaren 1990 stabiel of nam toe (gegevens Birdlife International, zie bijlage).