Overige insecten

Insekten sind europaweit auf dem Rückzug. Diese Entwicklung kann teuer werden

Sich ein realistisches Bild vom Zustand der Insektenwelt zu verschaffen, erfordert einigen Aufwand und jahrelange Forschungsarbeit. Es gilt, die Trends der Bestandsentwicklung über möglichst große Gebiete und lange Zeiträume zu verfolgen. Zu den wenigen Insektengruppen, bei denen das bisher gelungen ist, gehören die Tagfalter. Daher haben Josef Settele und seine Kollegen vom UFZ im Jahr 2005 ein Mitmachprojekt gestartet, bei dem sich jeder Interessierte als Schmetterlings-Volkszähler betätigen kann. Im Rahmen des "Tagfalter-Monitoring Deutschland" gehen bundesweit mittlerweile rund 500 Freiwillige regelmäßig auf Schmetterlingssuche. Jeder Falter-Fahnder wählt dazu mit fachkundiger Unterstützung eine geeignete Strecke in der Nähe seines Wohnortes aus, die je nach Landschaft idealerweise zwischen 200 Meter und einem Kilometer lang ist. Dieses sogenannte Transekt läuft er dann einmal pro Woche ab und zählt die unterwegs entdeckten Schmetterlinge. "So können wir viel mehr Informationen gewinnen, als wenn wir uns nur auf unsere eigenen Erhebungen stützen würden", sagt der Forscher. Etliche Informationen aus diesem Projekt sind nun in eine europäische Bestandsaufnahme eingeflossen, die sich speziell auf die Tagfalter der Wiesen und Weiden konzentriert. Zu diesem "European Butterfly Grassland Indicator" haben Beobachter-Netzwerke aus insgesamt 19 europäischen Ländern ihre Daten der Jahre 1990 bis 2011 beigesteuert. Daraus ließ sich die Bestandsentwicklung von 17 ausgewählten Grünland-Arten berechnen. Die Ergebnisse hat die Europäische Umweltagentur EEA Ende Juli veröffentlicht.
Der Bericht zeichnet einen klaren Negativ-Trend: Von den 17 untersuchten Arten sind seit 1990 acht zurückgegangen, im Durchschnitt sind die Bestände in den letzten 20 Jahren fast um die Hälfte geschrumpft.

Voedselgebrek is de meest waarschijnlijke oorzaak van het verdwijnen van de fuut en dodaars uit natuurgebied de Kampina

Afgelopen jaar broedden er veel minder watervogels in natuurgebied de Kampina. Vooral de fuut (Podiceps cristatus) en de dodaars (Tachybaptus ruficollis) werden veel minder gezien. Dit blijkt uit een inventarisatieonderzoek van 2014 naar broedvogels op Kampina, uitgevoerd in opdracht van Natuurmonumenten. “Het doet pijn om zulke mooie soorten als de fuut en de dodaars te zien verdwijnen”, vertelt Frans van Erve. De doorgewinterde vogelkenner voerde de inventarisatie uit in het gebied waar hij al jaren de broedvogels volgt.

Het gebrek aan ongewervelde dieren veroorzaakt achteruitgang van de Knoflookpad in Nationaal Park De Meinweg

De Knoflookpad (Pelobates fuscus) is de zeldzaamste amfibieënsoort van de Meinweg en behoort tot de meest bedreigde amfibieën van Limburg. De volwassen knoflookpad leeft van kleine ongewervelde dieren die hij 's nachts tegenkomt op de bodem. Van exemplaren uit Oekraïne bleek uit onderzoek dat voornamelijk loopkevers en daarnaast nachtvlinders op het menu staan. Andere ongewervelden, zoals vliegen en muggen, snuitkevers, dwergcicaden, spinnen, duizendpoten en mieren werden eveneens aangetroffen in de maag. Al in het begin van de jaren negentig is geconstateerd dat de soort in Midden Limburg sterk achteruit is gegaan. Vanaf 1977 tot 1994 is de Knoflookpad in twintig onderzochte oppervlaktewateren in de Meinweg in bezetting teruggegaan van 13 naar zes locaties. In 1999 zijn dezelfde wateren opnieuw onderzocht en is het voorkomen nog maar in drie wateren vastgesteld.

Pestizide: Erst sterben die Insekten – dann die Vögel

Paul Nothers ist diplomierter Landwirt, passionierter Jäger – und liebt die Natur. Als er vor mehr als 50 Jahren auf den Hof seiner Familie in Orbroich zog, war die Welt noch in Ordnung. „Insekten überall, Wild, Hasen, Rebhühner und Fasane im Überfluss“, erinnert er sich. Singvögel hörte und sah er ständig. Und wenn er eine längere Fahrt im Auto unternahm, musste er danach seine Windschutzscheibe von Insekten säubern. Das ist lange her. Heutzutage gibt es eine Fülle von heimischen Tierarten, die laut Bericht des Bundesumweltministeriums kurz vor dem Aussterben stehen. Für den 82-Jährigen ein triftiger Grund, in seiner Dankesrede zur Verleihung des Bundesverdienstkreuzes an die Gäste aus Verwaltung, Politik, Natur- und Umweltschutz in Krefeld einen dringenden Appell zu richten. Deutschland stehe vor einer ähnlichen Öko-Katastrophe wie die USA in den 60er Jahren, als neue Pestizide auf DDT-Basis und Herbizide wie Agent Orange auf den Markt kamen. Viele dieser tödlichen Gifte sind in den vergangenen Jahrzehnten verboten worden. Neue dafür nachgerückt. Beispielsweise die Neonikotinoide, eine neue Generation von Insektiziden. „Die sich anbahnende Katastrophe ist viel gefährlicher“, warnt Nothers. Man sehe nicht mehr massenweise tote Vögel, weil sie sang- und klanglos verschwinden. Auch die Insekten verschwinden und mit ihnen der Anfang der Nahrungskette. In der Folge sterben die Amphibien. Wespen, Heimchen und Schmetterlinge gehen stark zurück. „Wann haben Sie zuletzt mal ein Glühwürmchen gesehen?“, fragt er suchend in die Runde.

BAYER libel action on the neonicotinoid insecticide thiacloprid dismissed

A judge has ruled on Wednesday that the environmental association BUND (Friends of the Earth Germany) has a right to voice concerns over potential harms to bees from a neonicotinoid pesticide, Thiacloprid. The judge at the Duesseldorf Regional Court revoked a previous injunction in favour of BAYER CropScience. Thiacloprid is used on crops such as oilseed rape and apples and is sold to the public in garden bug-killing products. According to BUND, there is scientific evidence that the substance can make bees more likely to die from common diseases and can impair their navigational abilities. By printing a "not toxic to bees" logo on products containing Thiacloprid there arose "the suspicion of a deliberate deception of the consumer by BAYER." Friends of the Earth is now asking the European Commission to take a precautionary approach by suspending all uses of Thiacloprid and to review its safety. A scientific paper by Professor Randolf Menzel used in evidence by BUND, says: “Sublethal doses of neonicotinoids interfere selectively with the homing flight component based on this cognitive map memory, reducing the probability of successful returns to the hive. Chronic exposure to the neonicotinoid Thiacloprid reduces the attractiveness of a feeding site and the rate of recruitment." Findings by toxicologist Dr. Henk Tennekes suggest that bees are not the only victims: “The risks of the neonicotinoid insecticides Imidacloprid and Thiacloprid to arthropods in water and soil may be seriously underestimated. The acceptable limits are based mainly on short-term tests. If long-term studies were to be carried out, far lower concentrations may turn out to be hazardous. This explains why minute quantities of Imidacloprid may induce bee decline in the long run.”

Neonicotinoid insecticide travels through a soil food chain, disrupting biological control of non-target pests and decreasing soya bean yield

Neonicotinoids are the most widely used insecticides world-wide, but their fate in the environment remains unclear, as does their potential to influence non-target species and the roles they play in agroecosystems. We investigated in laboratory and field studies the influence of the neonicotinoid thiamethoxam, applied as a coating to soya bean seeds, on interactions among soya beans, nontarget molluscan herbivores and their insect predators. In the laboratory, the pest slug Deroceras reticulatum was unaffected by thiamethoxam, but transmitted the toxin to predaceous beetles (Chlaenius tricolor), impairing or killing >60%. In the field, thiamethoxam-based seed treatments depressed activity–density of arthropod predators, thereby relaxing predation of slugs and reducing soya bean densities by 19% and yield by 5%. Neonicotinoid residue analyses revealed that insecticide concentrations declined through the food chain, but levels in field-collected slugs (up to 500 ng g1) were still high enough to harm insect predators. Our findings reveal a previously unconsidered ecological pathway through which neonicotinoid use can unintentionally reduce biological control and crop yield. Trophic transfer of neonicotinoids challenges the notion that seed-applied toxins precisely target herbivorous pests and highlights the need to consider predatory arthropods and soil communities in neonicotinoid risk assessment and stewardship.

De bittere keerzijde van de bollenteelt - in Berkheide sterven de insectivore broedvogels uit

Berkheide is een relatief onbekend maar belangrijk natuurgebied, een overwegend open duinlandschap met struweel. Al vanaf 1975 wordt Berkheide jaarlijks geïnventariseerd op broedvogels. In de beginjaren alleen een gedeelte, maar gaandeweg werd dat bijna het hele gebied tussen Katwijk, de Wassenaarse Slag en de N 441. In Berkheide zijn gedurende de onderzoeksperiode 31 soorten vastgesteld die op de Rode Lijst staan. Kuifleeuwerik Galerida cristata, Paapje Saxicola rubetra, Tapuit Oenanthe oenanthe, Boomvalk Falco subbuteo, Patrijs Perdix perdix, Slobeend Anas clypeata, Visdief Sterna hirundo, Wintertaling Anas crecca, Zomertaling Anas querquedula, Zomertortel Streptopelia turtur en Veldleeuwerik Alauda arvensis zijn geen broedvogel meer. Watersnip Gallinago gallinago, Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus, Porseleinhoen Porzana porzana, Grutto Limosa Limosa en Tureluur Tringa totanus staan alleen op de lijst door artefacten van de inventarisatiemethode, want broed(d)en hier echt niet. Boerenzwaluw Hirundo rustica, Huiszwaluw Delichon urbicum, Huismus Passer domesticus, Ringmus Passer montanus en Spotvogel Hippolais icterina spelen geen enkele of een toevallige rol in een duingebied als Berkheide. De overschrijdingen van neonicotinen, waaronder imidacloprid, in het oppervlaktewater vinden al plaats sinds 2004. Geleidelijk werden landelijk op honderden controlepunten overschrijdingen aangetroffen, variërend van iets boven de vijf tot honderden en soms duizenden maal het MTR of maximaal toelaatbaar risiconiveau en de Bollenstreek is één van de meest vervuilde gebieden. Door de bollenteelt komen neonicotinen via regenwater in nabijgelegen sloten terecht. Imidacloprid is vooral op lange termijn uitzonderlijk giftig voor insecten waarvan veel vogelsoorten volkomen afhankelijk zijn. De vervuiling van het oppervlaktewater met imidacloprid correleert dan ook met achteruitgang van insectivore vogelsoorten die door de bollenteelt de ondergang tegemoet gaan.

De tapuit wordt het slachtoffer van de bollenteelt in de Kop van Noord-Holland

De tapuit, een karakteristieke zangvogel voor duin en heide, lijkt uit Nederland te verdwijnen. Rond 1960 hebben naar scrhatting 2.500 - 3.000 tapuiten Oenanthe oenanthe in Nederland gebroed. Tot in de '80er jaren was de tapuit nog een wijdverbreide broedvogel in de kustduinen. Vanaf 1990 is er een zeer sterke afname van >5% per jaar van broedende tapuiten en in 1998-2000 was de tapuit verdwenen uit de Zuid- en Midden-Nederlandse heide- en stuifzandgebieden. De belangrijkste resterende bolwerken in 2005 waren Ameland, Texel en Noordduinen/Botgat in de Kop van Noord-Holland. De aantallen broedvogels in de Kop van Noord-Holland zijn dit voorjaar sterk achteruitgegaan. Zo broeden er momenteel nog maar vier paren in het Noord-Hollands Duinreservaat. In 1988 waren dit er nog 165. Tussen Callantsoog en Den Helder zijn de aantallen ten opzichte van voorgaande jaren met bijna een kwart afgenomen en resteren nog vijftig broedparen. Dit blijkt uit onderzoek van Stichting Bargerveen en Sovon. De overschrijdingen van neonicotinen, waaronder imidacloprid, in het oppervlaktewater vinden al plaats sinds 2004. Geleidelijk werden landelijk op honderden controlepunten overschrijdingen aangetroffen, variërend van iets boven de vijf tot honderden en soms duizenden maal het MTR of maximaal toelaatbaar risiconiveau en de kop van Noord-Holland is één van de meest vervuilde gebieden. Door de bollenteelt komen neonicotinen via regenwater in nabijgelegen sloten terecht. Imidacloprid is vooral op lange termijn uitzonderlijk giftig voor insecten waarvan de tapuit volkomen afhankelijk is. De vervuiling van het oppervlaktewater met imidacloprid correleert dan ook met achteruitgang van insectivore vogelsoorten. De tapuit gaat door de bollenteelt zijn ondergang tegemoet.

Henk Tennekes in Boerderij Vandaag over het conflict tussen wetenschap en industrie over neonicotinoïden

Bedrijven in de branche van gewasbeschermingsmiddelen maken hun omzet met een beperkt aantal producten. Het is daarom niet verwonderlijk dat producenten de marktpositie van succesvolle producten verdedigen. In de landbouw worden insecticiden toegepast om plaaginsecten te bestrijden. Nuttige insecten zoals bijen en vlinders mogen daarbij geen schade oplopen. Resten van het bestrijdingsmiddel op het gewas (residuen) mogen ook geen ongewenste effecten op de gezondheid van mens en dier hebben. Niemand verwijt producenten van gewasbeschermingsmiddelen dat zij toxicologisch onderzoek niet naar behoren hebben uitgevoerd. Maar er is een levensgroot probleem ontstaan door nieuwe inzichten in de risicobeoordeling.

De door milieuverontreiniging met imidacloprid veroorzaakte kaalslag is niet meer te overzien

Gezamenlijk zijn de vogels van het landelijk gebied sinds 1990 (toen het neonicotinoide insecticide imidacloprid op de markt werd toegelaten) met ongeveer de helft afgenomen. De afgelopen tien jaar nam het aantal kieviten en scholeksters met gemiddeld 5% per jaar af en de grutto en tureluur met 3%. Niet alleen vogels verdwijnen uit het landelijk gebied, ook bijen, vlinders en het bodemleven. Niet langzaam maar zeker, maar snél en zeker wordt ons agrarische areaal leger en stiller. De teloorgang van de biodiversiteit beperkt zich niet tot ons land. Uit een onderzoek van de universiteit van Exeter blijkt dat we nu in Europa 421 miljoen vogels minder hebben dan dertig jaar geleden; vooral gewone vogels van het platteland. Sinds het begin van deze eeuw wordt het cultuurlandschap verontreinigd met imidacloprid, dat zich door goede oplosbaarheid in water met neerslag gemakkelijk kan verplaatsen en ook in het grond- en oppervlaktewater terechtkomt. Alles wat groeit en bloeit wordt zo extreem giftig voor insecten, die onmisbaar zijn voor de voortplanting van veel vogelsoorten. Dat doet akkervogels de das om.