Heidevogels

Henk van der Scheer pleit voor het gebruik van neonicotinen uit de cyano-groep (zoals acetamiprid en thiacloprid) voor de bestrijding van insecten, inplaats van deze uit de nitro-groep (zoals imidacloprid en thiamethoxam) die veel giftiger zijn

In het september en november 2012 nummer van het maandblad van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging (NBV) 'Bijenhouden' is een tweedelige artikelenreeks verschenen over de gespannen relatie tussen neonicotinen en honingbijen van de hand van Henk Van der Scheer. De conclusies geformuleerd op het einde van de artikelenreeks zijn: 1.Neonicotinen zijn gevaarlijk, maar in de praktijk hebben honingbijen er weinig last van. 2.Om de wintersterfte te beperken is het gebruik van een goede bedrijfsmethode belangrijk en aandacht voor de voedseltoestand.
3.De NBV wordt aanbevolen te pleiten voor het gebruik van neonicotinen uit de cyano-groep (zoals acetamiprid en thiacloprid) voor de bestrijding van insecten, inplaats van deze uit de nitro-groep (zoals imidacloprid en thiamethoxam) die veel giftiger zijn. Deze houding is beter dan een totaal verbod van neonicotinen, daar de kans dan groot is dat 'oude' middelen terug worden gebruikt met meer spuitschade tot gevolg. Volgens de toxicoloog Henk Tennekes is het lood om oud ijzer. In de praktijk is thiacloprid net zo giftig voor bijen als imidacloprid, aldus Tennekes.

Dartford warbler in decline

An iconic bird of the Hampshire heathland has seen a dramatic decline in its numbers over the past few years. The Dartford warbler (Sylvia undata), unlike almost all other warblers, has suffered a major setback, with just 50 pairs reported across areas of Hampshire, Berkshire, Surrey and Sussex, according to the Royal Society for the Protection of Birds.

Het aantal wespendieven op de Veluwe neemt vanaf de jaren negentig beduidend af

Voor een goed natuurlijk evenwicht op de Veluwe zouden er ongeveer 150 paren wespendieven moeten zijn. Dat zijn er nu ongeveer 90. Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van de provincie. Het onderzoek is in opdracht van de provincie Gelderland vond plaats in twee gebieden op de Veluwe en in de buurt van Lochem (bijlage). Om gegevens te verzamelen zijn de vogels tussen 2008 en 2010 intensief gevolgd. Een van de mogelijke oorzaken van de achteruitgang heeft te maken met wespen.

The Dartford warbler may soon be extinct in South-east England

Bird experts have warned of a dramatic fall in the number of the Dartford warbler Sylvia undata. The Rare Breeding Birds Panel (RBBP) has said in its latest report that the heathland bird “has suffered a dramatic population decline at some of its most important breeding sites in South-east England.” In 2004, there were almost 1,000 pairs in the Thames Basin and Wealden Heaths. Sadly, in 2010, just 50 pairs of Dartford warblers were reported across areas of Berkshire, Hampshire, Surrey and Sussex. Dartford Warblers are named after Dartford Heath in Kent. These warblers are insectivorous, feeding on caterpillars, butterflies, beetles, spiders, etc., but will also take berries.

Het gebrek aan insecten doet al vier jaar lang alle korhoender kuikens op de Sallandse Heuvelrug de das om

Het Overijsselse Nationale Park is de enige plek in Nederland waar de beschermde korhoen nog voorkomt, maar de reddingspogingen voor deze soort op de Sallandse Heuvelrug lijken tevergeefs. Meer dan 28 vitale kuikens werden er de afgelopen maanden geboren, maar daarvan is er inmiddels niet een meer in leven. Al vier jaar achtereen sterven alle kuikens. In 1949 waren er nog ten minste 2875 hanen van de korhoen Tetrao tetrix in Nederland. In 2002-2007 broedden nog slechts 15 - 23 paar in Nederland, terwijl dit er in 1976 nog meer dan 400 waren. Populatiedynamisch gezien bleek de beschikbaarheid van voedsel voor jonge kuikens, die van insecten leven, de sleutelfactor van de achteruitgang te zijn. De jonge kuikens sterven door voedselgebrek. Daardoor is de korhoen in Nederland ten dode opgeschreven.

De stand van de raaf is na een top eind jaren negentig weer wat ingezakt

In vroeger eeuwen was de raaf (Corvus corax) in Nederland een gewone en verspreide broedvogel. Door de vooral op bijgeloof berustende, felle bestrijding nam de soort echter snel in aantal af, en rond 1900 was hij zeldzaam geworden. In 1944 vond in Zuid-Limburg het laatste broedgeval plaats. In Nederland leven nu weer raven na een geslaagde herintroductie op de Veluwe sinds midden jaren zeventig. Raven leven in Nederland in uitgestrekte gebieden waarin bossen en heide elkaar afwisselen. Gebroed wordt in open bossen met weinig ondergroei. In 2000 waren er ongeveer honderd broedparen in Nederland, merendeels op de Veluwe maar ook enkele in Utrecht, op de Sallandse heuvelrug en in Zuidwest-Drenthe. Na een top van zo'n 130 broedparen eind jaren negentig is de stand weer wat ingezakt. Volgens SOVON schommelde het bestand rond de 95 broedparen in 2007. De raaf is een typische alleseter maar leeft vooral van knaagdieren, insecten en larven, wormen, jonge vogels, kadavers, mosselen en aangespoelde vissen. Ook plantendelen als bessen en fruit staan op het menu.

De braaklegging van akkergronden in Oost-Groningen heeft de grauwe kiekendief van de ondergang gered

In de eerste helft van de twintigste eeuw broedde de Grauwe Kiekendief (Circus pygargus) in grote delen van Nederland in uiteenlopende biotopen als vochtige duinen, moerassen, hoogveen en heidevelden, en ook in gebieden met antropogene invloeden, met name braakliggende ingepolderde gebieden, graanculturen en jonge bosaanplant. De vogel jaagt door vaste routes af te vliegen, prooi vangend in plotselinge stootduik en voedt zich voornamelijk met kleine, op de grond levende dieren, zoals zangvogels, knaagdieren, hagedissen en insecten. De grauwe kiekendief is in de loop van de vorige eeuw gestaag in aantal afgenomen; van 500-1000 paar rond 1900, 250 paar in 1950 en 50 paar in 1980 tot minder dan tien paar in 1990. De grootschalige braaklegging van akkergronden in Oost-Groningen leidde onverwacht tot een - mogelijk slechts tijdelijke - opleving van de soort; hier broeden de laatste jaren 10 tot 20 paren. SOVON schat het huidige broedbestand op 29-45 paar.

De tapuit wordt binnen 30 jaar weggevaagd als broedvogel in Nederland

De Tapuit Oenanthe oenanthe is een zangvogel van droge duingebieden en heidevelden, waar het zich al rennend voedt met insecten op mozaïekpatronen van korte vegetaties en open, zandige plekken. Er wordt vooral gebroed in konijnenholen, houtstapels en boomstobben. De soort is hard op weg om te verdwijnen als broedvogel uit Nederland. Waren er rond 1980 nog tussen de 1.900 en 2.500 broedparen, in 2004 bedroeg de aantalschatting slechts 350-450 paar, en in 2005-2008 slechts 220 - 275 paar. In grote delen van Europa gaat het broedbestand van de tapuit hard achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).

De korhoen is bijna uitgestorven in Nederland - in 1976 waren er nog meer dan 400 paar

Het Overijsselse Nationale Park is de enige plek in Nederland waar de beschermde korhoen nog voorkomt. Gedeputeerde Staten besloot onlangs staatssecretaris Henk Bleker van Economie, Landbouw en Innovatie te vragen of ze met verdere reddingsplannen mogen stoppen. Omdat de korhoen een Europese beschermingsstatus heeft, moet het ministerie daarvoor groen licht geven. Er ligt nog een voorstel om extra hanen bij te plaatsen maar de kans dat daarmee succes wordt geboekt, is volgens de provincie zeer gering. Vorig jaar was nog een handvol hanen over. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer hoopten nog op een ommekeer met de aanleg van akkers voor gevarieerder voedsel. Dat mocht niet baten. In 1949 waren er nog ten minste 2875 hanen van de korhoen Tetrao tetrix in Nederland. In 2002-2007 broedden nog slechts 15 - 23 paar in Nederland, terwijl dit er in 1976 nog meer dan 400 waren. Populatiedynamisch gezien bleek de beschikbaarheid van voedsel voor jonge kuikens, die van insecten leven, de sleutelfactor van de achteruitgang te zijn. De jonge kuikens sterven door voedselgebrek. Door onvoldoende aanwas konden daarom de meeste korhoenpopulaties de afgelopen decennia niet overleven.

De fitis gaat sinds de jaren 1990 in grote delen van Noord-West-Europa achteruit

De fitis Phylloscopus trochilus komt tijdens het broedseizoen (maart tot augustus) in geheel Midden- en Noord-Europa voor, en broedt in hoge dichtheden in venen, jonge bossen en heiden. In open agrarisch gebied is de soort veel minder algemeen. Fitissen broeden op de grond - bij voorkeur tussen grassen - maar hebben beslist enkele bomen nodig als zang- en uitkijkpost. Hun voedsel, dat voornamelijk bestaat uit insecten zoals muggen, rupsen en andere ongewervelden, wordt vooral in struwelen gezocht. Volgens SOVON neemt de broedpopulatie sinds 1990 af. Ook in andere delen van Noord-West-Europa ging de fitis in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).