Je kon er op wachten: De insectivore grote karekiet komt als broedvogel in Nederland nauwelijks meer voor

Het is alarmcode rood voor de grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) in Nederland. De laatste jaren laat de soort een gestage achteruitgang zien. Werd het aantal broedparen vorig jaar nog tussen de 150 en 175 geschat, nu zijn er aanwijzingen dat de soort ternauwernood boven de 100 paar uitkomt. Sovon heeft onlangs de resultaten van verschillende vrijwillige tellers naast elkaar gelegd en kwam tot een verdrietige optelsom. Sinds 2001 is de stand in belangrijke resterende bolwerken in Noordwest-Overijssel met 50% afgenomen (van 100 naar 51 paar). Op de Loosdrechtse Plassen, belangrijk broedgebied, was de soort lange tijd stabiel met tussen de 25 en 30 territoria. In 2013 zakte dat aantal naar elf en ook dit jaar stokt de teller bij dertien grote karekietenterritoria.

De risico's van het vak. Het lot van de klokkenluiders over de oorzaken van de bijensterfte

Jeroen van der Sluijs is hoofddocent nieuwe risico’s bij de afdeling Milieu-Natuurwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. "Zonder vaste aanstelling had ik een aantal dingen niet hardop kunnen zeggen over bijensterfte. Toen ik in een ingezonden brief in de NRC (2 mei 2009) schreef dat men pesticiden moest betrekken bij het onderzoek naar de oorzaken, belde Bayer Crop Science de dag erna mijn baas, heel intimiderend. Henk Tennekes, een zelfstandig toxicoloog met wie ik die NRC-brief had geschreven, raakte al zijn opdrachtgevers kwijt en moest zijn huis verkopen.” Kom je ook ‘merchants of doubt’ tegen, professionele twijfelzaaiers die beleid willen voorkomen? ”We leven in een tijd van wetenschap op bestelling, je kunt elk gewenst antwoord krijgen. Industrieën zaaien twijfel, ngo’s zekerheid. Ze gebruiken het principe: hoe meer twijfel, hoe minder beleid; hoe meer zekerheid, hoe meer beleid."

De kievit en scholekster komen in Salland en Twente vrijwel niet meer voor

Het gaat steeds slechter met de meeste Overijsselse weidevogels. Van de aantallen uit 1994 (het eerste jaar van het meetnet) is nog maar 42% over. Eerst waren het vooral de Grutto en de Veldleeuwerik die in aantallen afnamen. Sinds 2000 gaat het echter ook slecht met de Scholekster en de Kievit. In verschillende delen van Salland en Twente zijn ze nu vrijwel verdwenen. Maar ook in sommige polders in West-Overijssel is sprake zijn van een achteruitgang. De situatie is gunstiger in de door agrarische natuurverenigingen ingerichte en beheerde gebieden (bijv. Lierder- en Molenbroek) en delen van de polder Mastenbroek. De Kievit is nog steeds de meeste voorkomende weidevogel, gevolgd door de Grutto. De Scholekster en de Wulp komen duidelijk minder voor. De neerwaartse trend voor de Veldleeuwerik zet door.

De stad Antwerpen voert op 1 januari 2015 een verbod in op het gebruik van pesticiden op openbare plaatsen en rond openbare gebouwen

Zowel de stadsdiensten als externe partners zullen er vanaf dan geen pesticiden meer mogen inzetten. De hoeveelheid gebruikte pesticiden was de voorbije jaren al sterk gedaald uit milieuoverwegingen, maar nu zal de stad er dus volledig mee stoppen. Het verbod is deels een gevolg van het decreet dat de Vlaamse overheid begin vorig jaar opstelde. Antwerpen had de hoeveelheid gebruikte pesticiden op openbaar terrein al verminderd van meer dan 800 kilogram in 2000 naar nog amper 13 kilogram vorig jaar. "We zullen in de toekomst allerlei milieuvriendelijke alternatieven hanteren om het openbaar domein van onkruid en ongedierte te verlossen", zegt schepen voor Leefmilieu Nabilla Ait Daoud (N-VA). "Daarnaast zal het groen in de stad ook intensiever beheerd worden." Op de nieuwe regel blijven voorlopig wel nog twee uitzonderingen mogelijk. Enerzijds voor het bestrijden van een wespenplaag of een bruine rattenplaag en anderzijds voor het terugdringen van agressieve invasieve soorten zoals de Japanse duizendknoop.

De ontoelaatbare vervuiling van het Nederlandse cultuurlandschap met imidacloprid werd 10 jaar lang stilzwijgend gedoogd door Ctgb, RIVM en de regering in Den Haag

Het RIVM heeft onlangs na analyse van 'nieuwere' gegevens geconcludeerd dat de waterkwaliteitsnorm voor lange-termijn blootstelling aan imidacloprid moet worden verlaagd van 67 naar 8,3 nanogram per liter oppervlaktewater. Wordt deze norm gehanteerd zijn er volgens de bestrijdingsmiddelenatlas in 2012 bijna overal in het land normoverschrijdingen met imidacloprid. Deze ontoelaatbare situatie bestaat nu al 10 jaar. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat er een verband is tussen imidacloprid concentraties en de insectenrijkdom in het oppervlaktewater: http://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0062374. De resultaten bevestigen de conclusies van het in 2010 verschenen boek van de toxicoloog Henk Tennekes (The Systemic Insecticides: A Disaster in the Making"): chronische blootstelling van geleedpotigen (arthropoden) aan stoffen die onomkeerbare en zich stapelende beschadigingen in het centrale zenuwstelsel veroorzaken, leiden tot een milieuramp. Pas toen dit niet langer kon worden ontkend, heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in januari 2014 besloten tot beperking van de toelating van de imidaclopridhoudende gewasbeschermingsmiddelen Admire, Gaucho Tuinbouw en Kohinor 700 WG.

Veel doodgewone vlindersoorten balanceren nu op de rand van uitsterven

Sinds 1992 is de stand van argusvlinders in Nederland volgens de Vlinderstichting met 98 procent gekelderd. Juist omdat de argusvlinder zo'n doorsnee vlinder is, baart zijn verdwijning de organisatie zorgen. "We vrezen dat de achteruitgang een signaal is dat er iets helemaal fout zit in ons grasland", zegt Anthonie Stip van de Vlinderstichting. In tegenstelling tot grotere wilde diersoorten als de vos, otter en zeearend die aan een opmars bezig zijn, gaat het met de vlinders in Nederland niet goed. In 2012 bleek uit onderzoek van de Vlinderstichting en het CBS dat het aantal vlinders in twintig jaar tijd is gedaald met 60 procent. Alledaagse soorten als de citroenvlinder, dagpauwoog en kleine vos komen steeds minder voor. Maar het snelst verdwijnen de soorten die toch al zeldzaam zijn. Zo balanceren het kieskeurige veenbesblauwtje en de kleine heivlinder op de rand van uitsterven. Ze komen maar in een of twee kleinere natuurgebieden voor.

De 'vergroening' van de Europese landbouw is een volledige mislukking

Het nieuwe Europese landbouwbeleid is jarenlang aangekondigd als een vergroening van de landbouw, omdat het boeren verplichtte maatregelen te nemen die goed zijn voor natuur en milieu. Bij de onderhandelingen over de definitieve versie is echter zo veel water bij de wijn gedaan dat de natuur er maar weinig mee opschiet, stelt een internationale groep van 21 onderzoekers uit 8 Europese landen waaronder David Kleijn van Alterra Wageningen UR. Hun artikel is verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Science. Het Europese Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is van wezenlijk belang voor de Europese natuur. Tegenover de 180 miljoen euro die de Europese Unie jaarlijks uitgeeft voor natuurbeheer, staat een bedrag van 55 miljard voor de landbouw. Moderne landbouwpraktijken zijn een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van de biodiversiteit, niet alleen in landbouwgebieden maar ook in natuurgebieden.

Kievit en scholekster zijn volledig verdwenen in de akkerland gebieden en polders van de Hoeksche Waard

Het is algemeen bekend dat de populaties kieviten en scholeksters gestaag dalen in Nederland met een gemiddelde van 5% per jaar. Uit gegevens van de weidevogelgroep van het Hoekschewaards Landschap blijkt echter dat deze achteruitgang in de Hoeksche Waard nog sterker is. Al zeventien jaar worden de weide- en akkervogels actief beschermd in de Hoeksche Waard. De groep die zich hiermee bezig houdt bestaat uit ongeveer 15 personen. Gezamenlijk houden zij op ruim 1000 hectare akkerland de broedende vogels in de gaten. De nesten worden gezocht en beschermd bij werkzaamheden die op het land plaats vinden. Dit gebeurt in goede samenwerking met de boeren. Uit de grote hoeveelheid gegevens van de weidevogelgroep blijkt dat de achteruitgang van de kievit en scholekster niet te stoppen is. Uit tellingen van de weidevogelgroep in de Hoeksche Waard bleek dat kievit en scholekster in 5 jaar tijd met 90% zijn afgenomen. Een dramatische achteruitgang. Youtube video: http://www.youtube.com/watch?v=O3906kG6-5c&feature=youtube_gdata

Het Westland veroorzaakt nog steeds milieuverontreiniging met imidacloprid ook al zijn de meeste kassen nu aangesloten op de riolering

In het meetnet gericht op bestrijdingsmiddelen heeft Hoogheemraadschap Delfland in 2013 elke maand 127 bestrijdingsmiddelen geanalyseerd. Van deze 127 stoffen zijn er 45 stoffen die minimaal 5 keer aangetroffen zijn in het oppervlaktewater. De meest voorkomende stoffen zijn carbendazim (o.a. Topsin M), imidacloprid (o.a. Admire) en pirimicarb (o.a. Pirimor). Deze stoffen zijn ook de top 3 bij normoverschrijdingen. Er waren 21 stoffen die op minimaal 1 locatie de norm overschreden. Enkele van deze stoffen zijn verboden (bijvoorbeeld fipronil en chloorpyrifos). In vergelijking met de afgelopen jaren is er nog geen duidelijke afname van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater waarneembaar. Dit ondanks dat de meeste kassen nu op de riolering zijn aangesloten. Een deel van deze bestrijdingsmiddelen komt mogelijk nog via uitspoeling van gronden met open grondteelt in het oppervlaktewater terecht of is in het watersysteem blijven hangen en nog niet afgebroken. De polders waar de meeste bestrijdingsmiddelen zijn gevonden zijn de Oranjepolder (gemeente Westland) en de Oude Campspolder (gemeente Midden-Delfland/gemeente Westland).

Prenatale blootstelling aan pesticide-ingrediënt piperonylbutoxide verhoogt het risico op chronische hoestklachten

Onderzoekers van het Columbia Center for Children's Environmental Health (de CCCEH) hebben aangetoond dat kinderen die voor de geboorte zijn blootgesteld aan het veelgebruikte pesticide-ingrediënt piperonylbutoxide (PBO) een grotere kans hebben dat zij op de leeftijd van vijf en zes jaar chronische hoestklachten hebben. Hun onderzoek, dat recent is gepubliceerd in de online editie van het tijdschrift Environment International, levert het bewijs dat de longen van kinderen gevoelig zijn voor beschadigingen door giftige stoffen terwijl de kinderen zich nog in de baarmoeder bevinden. PBO versterkt de effecten van pyrethroïden, stoffen die voorkomen in veelgebruikte pesticiden. Eerder gedaan onderzoek had al uitgewezen dat blootstelling aan een van de pyrethroïden, vooral een variant van de stof permethrin, in het bijzonder gerelateerd was aan het voorkomen van hoestklachten op de leeftijd van vijf jaar. Het nieuwe onderzoek laat zien dat kinderen die tijdens de zwangerschap in contact zijn gekomen met PBO een verhoogde kans hadden op hoestklachten die niet gerelateerd waren aan verkoudheden of griep.