Belangrijke broedpopulaties van de boomklever in Frankrijk en Zweden gingen in de jaren 1990 achteruit
De boomklever dankt zijn naam aan het vermogen bomen zowel omhoog als omlaag te beklimmen, waardoor de vogel als het ware lijkt te kleven aan de stam, zonder te vallen. Soortenrijke bossen met loofbomen, het liefst oude eiken, en enkele open plekken zijn uitstekend geschikt voor de boomklever Sitta europaea. De soort is gebonden aan het voorkomen van spechten, welke de broedholten uithakken waarvan de boomklever gebruik maakt. Het voedsel van de boomklever wordt gezocht door nauwkeurig de schors van bomen te inspecteren op insecten. Ook zaden en noten worden gegeten; boomklevers kunnen dan ook gezien worden terwijl ze verwoed inhakken op een met de poten vastgehouden vrucht. Volgens SOVON is er sinds de jaren 1990 een significante toename van <5% per jaar. De totale Nederlandse boomkleverpopulatie werd in 1998-2000 geschat op ongeveer 16.000 tot 20.000 paren. Sinds de eeuwwisseling is de boomklever meer te zien in de buurt van bebouwing. Hij begint een beetje een cultuurvolger te worden. Belangrijke broedpopulaties van de boomklever in Frankrijk en Zweden gingen in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).