General

De verdwenen planten en vlinders van de Alblasserwaard

In het schitterende blauwgrasland van de Alblasserwaard van vroeger kwamen plantensoorten voor die hier ooit eens algemeen waren, bijvoorbeeld de harlekijnsorchis (Anacamptis morio), de kievitsbloem (Fritillaria meleagris), het zomerklokje (Leucojum aestivum), de grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), en de spaanse ruiter (Cirsium dissectum). De schoolkinderen liepen toen met armen vol kievitsbloemen langs de huizen in Goudriaan en Groot-Ammers. De zomerklokjes werden gerooid en verkocht. De bonte weidepercelen van vroeger hebben nu plaatsgemaakt voor eentonige graslanden met zaaigrassoorten. Door het verdwijnen van de blauwgraslanden komen twee soorten parelmoervlinders niet meer voor in de Alblasserwaard. Vroeger vloog de oranjetip (Anthocharis cardamines) bij honderden tot duizenden over weilanden. Nu is het witje met de oranje vleugeltoppen voor 99% verdwenen. Ook de prachtige Koninginnepage (Papilio machaon) die ooit zo gewoon was is verdwenen.

Echt duizendguldenkruid verpietert door een gebrek aan bestuivende zweefvliegen

Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea) wordt voornamelijk bestoven door zweefvliegen. Wanneer bloemen echter onbezocht blijven, zijn zij in staat om via spontane zelfbestuiving toch zaden te produceren. De gevolgen van een drastische achteruitgang aan bestuivers op de bestuiving van Echt duizendguldenkruid werden onderzocht in enkele grote natuurlijke populaties van deze soort in de kustduinen (rijk aan bestuivers) en in de Waaslandhaven (arm aan bestuivers). Het onderzoek toonde aan dat de populaties in de Waaslandhaven enkel bestonden uit planten met opvallend kleinere bloemen, die veel beter in staat waren om aan zelfbestuiving te doen zonder tussenkomst van bestuivers. Omgekeerd bleken planten uit de duinen veel minder in staat om in de zweefvliegarme omgeving van de Waaslandhaven optimaal zaden te produceren. Een gebrek aan bestuivers heeft dus invloed op de genetische samenstelling van de plantenpopulaties en veroorzaakt een evolutie naar kleinere, meer zelfbestuivende bloemen, die voor bestuivers minder aantrekkelijk zijn. Omgekeerd blijkt dat in aanwezigheid van voldoende bestuivers juist planten met opzichtige bloemen het meest succesvol zijn.

Dode lente - wilde kievitsbloemen verdwijnen uit de poldergebieden rond Gouda en de Reeuwijkse Plassen

De poldergebieden rond Gouda en de Reeuwijkse Plassen zijn vanouds bekend om het massaal voorkomen van wilde kievitsbloemen (Frittilaria meleagris L.). In deze streek staan ze vooral bekend als wilde tulpen. Al in de 50er en 60er jaren van de 20e eeuw was zichtbaar dat de soort hard aan het afnemen was. Wilde kievitsbloemen kregen het moeilijk door de veranderingen in het gebruik van het grasland. Het graslandgebruik werd veel intensiever. In de polders Stein-Lang Roggebroek in Reeuwijk werden in het voorjaar van 2011 nog maar een 100-tal bloeiende exemplaren geteld. Ook net buiten de polders Stein-Lang Roggebroek komen nog een 3-tal groeiplaatsen voor van wilde kievitsbloemen. Het gaat om een plekje op een stukje kade in de Krimpenerwaard en een 2-tal groeiplaatsen op kaden in de buurt van Reeuwijk-Dorp en Waddinxveen. Alles bij elkaar groeien hier nog enkele honderden exemplaren. Maar ook hier heeft de soort moeite om zich te kunnen handhaven.

Europees Parlement: In 2020 moet het verlies aan plant- en diersoorten in Europa op zijn minst zijn gestopt

In 2020 moet het verlies aan plant- en diersoorten in Europa op zijn minst zijn gestopt. Het behoud en herstel van beschadigde ecosystemen moet hoger op de politieke agenda komen en biodiversiteit moet ook in andere beleidsterreinen - zoals landbouw, visserij, bosbouw, transport en industrie - worden geïntegreerd, zo stelt een rapport van europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy dat vrijdag 20 april door het Europees Parlement is aangenomen.
In het initiatiefrapport - aangenomen met 414 stemmen voor, 55 tegen en 64 onthoudingen- waarschuwt Gerbrandy voor de constante achteruitgang van de biodiversiteit in de EU. Ook wijst hij op de enorme kosten die hiermee gepaard gaan: "Een kwart van de planten en dieren in Europa dreigt uit te sterven. De vernietiging van de natuur kost jaarlijks ongeveer 3 procent economische groei."

Droom wordt nachtmerrie

Als wetenschapper droom je er van eenmaal in je werkzame leven een grote ontdekking te doen. Die droom is in 2009 uitgekomen maar veranderd in een nachtmerrie. Ik ontdekte als voormalig kankeronderzoeker grote overeenkomsten tussen kankerverwekkende stoffen en bestrijdingsmiddelen (neonicotinoide insecticiden). Dat betekende dat er voor deze stoffen geen veilige dosis is. Dit heeft grote gevolgen voor mens, natuur en milieu.

Tuinieren voor het behoud van insecten

Een wereld zonder insecten zou totaal onleefbaar zijn. Zij zorgen ervoor dat ons ecosysteem goed functioneert. Denken we maar aan de bijen die fruitbomen en groenten bevruchten. Of lieveheersbeestjes die plaaginsecten, zoals bladluizen, onder controle houden. Of de bodemdiertjes die helpen bij het afbreken van organisch materiaal. We hebben bloemen in onze tuin voor ons eigen plezier, maar met hun geuren en kleuren lokken ze insecten. Maak een ruime keuze van planten, een mengeling van bloemen, groenten, bomen en struiken. Hierdoor nodig je een grote verscheidenheid aan insecten uit, die komen en gaan van de vroege lente tot de late herfst. Keuken en tuinafval kan je gemakkelijk composteren. Een composthoop is een ideaal biotoop voor insecten en bodemdiertjes. Gebruik geen pesticiden. Pesticiden doden niet alleen de vervelende “doel”insecten (vb. bladluizen), ze doden ook hun natuurlijke vijanden (bijvoorbeeld lieveheersbeestjes). Zweefvliegen, wespen, lieveheersbeestjes, gaasvliegen, kevers en duizendpoten, maar ook egels en vogels zijn natuurlijke bestrijders en daarom de beste vrienden van iedere tuinier.

Gert Jan Jansen: De rentmeesters van de verschroeide aarde

Ja, het land ís dood. De bodems zijn dood, de biodiversiteit verpulverd. En dat in nauwelijks 50 jaar. En het land werd kaler en kaler. Schaalvergroting op schaalvergroting om verarming van de boerenstand te voorkomen. Echter, de helft van de boeren verdween elke 20 jaar. En het land werd kaler. Het boerenfront, dat zo ferm gevochten had voor haar halve overlevenden kwam elke keer bedrogen uit. Ik heb het opgegeven te hopen dat ‘het systeem’ te veranderen is. Wat koop ik nog voor congressen, symposia, prijsvragen, nóg een netwerk bijeenkomst, recepties en studiereizen. Ik ben maar gewoon begonnen. Op mijn bedrijf, de Hof van Twello, oogsten wij volop brandnetels en rozenbloemen, rozenblaadjes en vlierbessen, teunisbloemen, vogelmuur, hazelnoten, paddenstoelen en kliswortel, hondsdraf en berenklauw. Wat eerst een kaal weiland was is nu een prachtig kleinschalig (18 ha) landschap geworden, doorsneden met lanen en singels, hagen en bosschages. En in de beste traditie van de moderne verbrede landbouw maken we daar producten mee. Immers, een boer die alleen de grondstoffen mag produceren verliest. Niet voor niets zijn de eerst verguisde kleine boertjes die weer zelf gingen verwerken, nu vaak de lachende derde. Zij maken kaas, of jam, advokaat of wijn en weten hun publiek te bereiken met recreatieve en educatieve activiteiten. Zij blijken crisisbestendig. Grote traditionele boeren en tuinders, de dode boeren van Braks en Bleker, gaan net zo hard ten gronde als de kleine, tenzij ze de weg naar een onderscheidende markt wisten te vinden. En die markt groeit.

Imidacloprid movement in soils and impacts on soil microarthropods in southern Appalachian eastern hemlock stands

Imidacloprid is a systemic insecticide effective in controlling the exotic pest Adelges tsugae (hemlock woolly adelgid) in eastern hemlock (Tsuga canadensis) trees. Concerns over imidacloprid impacts on nontarget species have limited its application in southern Appalachian ecosystems. We quantified the movement and adsorption of imidacloprid in forest soils after soil injection in two sites at Coweeta Hydrologic Laboratory in western North Carolina. Soils differed in profile depth, total carbon and nitrogen content, and effective cation exchange capacity. We injected imidacloprid 5 cm into mineral soil, 1.5 m from infested trees, using a Kioritz soil injector. We tracked the horizontal and vertical movement of imidacloprid by collecting soil solution and soil samples at 1 m, 2 m, and at the drip line from each tree periodically for 1 yr. Soil solution was collected 20 cm below the surface and just above the saprolite, and acetonitrile-extractable imidacloprid was determined through the profile. Soil solution and extractable imidacloprid concentrations were determined by high-performance liquid chromatography. Soil solution and extractable imidacloprid concentrations were greater in the site with greater soil organic matter. Imidacloprid moved vertically and horizontally in both sites; concentrations generally declined downward in the soil profile, but preferential flow paths allowed rapid vertical movement. Horizontal movement was limited, and imidacloprid did not move to the tree drip line. We found a negative relationship between adsorbed imidacloprid concentrations and soil microarthropod populations largely in the low-organic-matter site; however, population counts were similar to other studies at Coweeta.

Wo sind sie geblieben, die Vögel, die Schmetterlinge?

„Leider sind bei uns am Niederrhein manche Tier- und Pflanzenarten gefährdet oder ausgestorben“, bedauert Biologe Ansgar Reichmann. "Autofahrer müssten eigentlich sofort merken, was sich verändert hat“, meint Reichmann. Wenn der Leiter der Biologischen Station Krickenbecker Seen durchs Tal der Narew in Polen fährt, hat er „ruckzuck die Windschutzscheibe voller Insekten“. Anders als noch vor ein paar Jahrzehnten könne man aber am Niederrhein in der warmen Jahreszeit stundenlang fahren und habe „nur ein paar Mücken und Fliegen auf der Scheibe“. Und genau das sei ein „Merkmal für den Rückgang der Artenvielfalt“. Als typisches Beispiel gilt unter Biologen das Lammkraut, auch Lämmersalat genannt: Früher auf hiesigen Äckern heimisch, lockte das Kraut Insekten wie Schmetterlinge an, von denen sich Vögel wie der Neuntöter Lanius collurio ernährten. „Durch intensive Landwirtschaft ohne Hecken ist der Lämmersalat nahezu verschwunden, in der Folge auch manche Insekten- und Vogelart, so der Neuntöter“, bilanziert Reichmann. „Manchmal lässt sich gegensteuern, indem wir Schutznahmen für Naturräume einrichten, auch mit den Niederländern zusammen.“ So sei im Naturschutzgebiet Lüsekamp ein Vogel beobachtet worden, der viele Jahre hier als ausgestorben galt: der Neuntöter, der seine Beute, etwa große Insekten, auf Dornen aufspießt. Reichmann: „An einem extensiv bewirtschafteten Ackerprojekt mit Hecken wächst wieder der Lämmersalat, viele Insektenarten sind zurückgekommen und schließlich auch der Neuntöter.“

Imidacloprid residues in fruits, vegetables and water samples from Palestine

The aim of this work was to report on imidacloprid residues in some vegetables, fruits, and water samples collected from the West Bank, Palestine, in 1998 and 1999. Imidacloprid residues were detected in more than half of the analyzed samples. The highest and lowest imidacloprid concentrations were found in eggplant (0.46 mg/kg) and green beans (0.08 mg/kg), respectively. An increase of 11–120% in imidacloprid concentration in the 1999 samples was observed when compared with those of 1998. This may suggest imidacloprid accumulation in the soil and/or increased use by local farmers. The imidacloprid residue concentrations in several crops were found to exceed the CODEX maximum residue limit.