Insecticides

Imidacloprid voldoet niet aan de milieucriteria van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen van 1995

De toelating van bestrijdingsmiddelen is in Nederland wettelijk geregeld sinds 1947. In dat jaar werd de Wet Bestrijdingsmiddelen en Meststoffen van kracht. Deze wet, waarin de deugdelijkheid (werkzaamheid) van middelen centraal stond, is in 1962 vervangen door de Bestrijdingsmiddelenwet. Deze schrijft voor dat naast de deugdelijkheid ook de risico’s voor de gezondheid van de mens bij de toelaatbaarheidsbeoordeling betrokken moeten worden. Sinds de wetswijziging van 1975 geldt dat ook voor schadelijke nevenwerkingen in het milieu. Artikel 3 van de Bestrijdingsmiddelenwet geeft de criteria voor de toelating van een middel. Door de globale formulering bleef het begrip ‘schadelijke nevenwerkingen in het milieu’ echter lange tijd moeilijk te hanteren. Voor milieucriteria is in februari 1995 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ex art. 3a (Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen) van kracht geworden (Stb95).

Insecticiden en fungiciden hebben een negatief effect op wilde plantensoorten, insecten en vogels in akkerbouwgebieden

Het gebruik van insecticiden en fungiciden heeft een doorslaggevend negatief effect op wilde planten- en diersoorten in de Europese akkerbouwgebieden. In een onderzoek van Wageningen UR en acht andere Europese universiteiten komt naar voren dat een verdubbeling van de agrarische productie leidt tot een halvering van het aantal wilde plantensoorten. Kevers en broedvogels gaan er met een derde op achteruit. Het internationale onderzoeksteam onderzocht in negen gebieden in West- en Oost-Europa steeds 150 percelen van dertig akkerbouwbedrijven. De onderzoekers maten 23 eigenschappen van het gebruik van het perceel en van het omringende landschap. Hiertoe behoren onder meer de afwisseling van het landschap, de mate van bemesting en de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen, zoals insecticiden en fungiciden. De analyses brachten eenduidig aan het licht dat de toepassing van insecticiden en fungiciden de enige variabelen waren die consistente, steeds weer terugkerende negatieve effecten hadden op de soortendiversiteit van planten, loopkevers en vogels.

Short and long-term effects of imidacloprid on the burrowing behaviour of two earthworm species

Adverse effects of agrochemicals on earthworms’ burrowing behaviour can have crucial impacts on the entire ecosystem. In the present study, we have therefore assessed short- and long-term effects on burrowing behaviour in the earthworm species Aporrectodea caliginosa and Lumbricus terrestris after exposure to a range of imidacloprid concentrations (0.2–4 mg kg-1 dry weight (DW)) for different exposure times (1, 7, 14 d). Short-term effects on the burrowing behaviour of A. caliginosa were already detected at the lowest test concentration (0.2 mg kg-1 DW), whereas such effects in L. terrestris were not observed until exposure to concentrations 10 times higher (2 mg kg-1 DW). Since many of the observed effects occurred at imidacloprid concentrations relevant to natural conditions and since reduced activities of earthworms in soils can have crucial impacts on the ecosystem level, our results are of environmental concern.

De bestuivingscrisis in de natuur: de wederzijdse afhankelijkheid van bijen en planten zorgt voor een neerwaartse spiraal die wordt bevorderd door milieuverontreiniging met imidacloprid

Naast de honingbij komen er in Nederland nog zo'n 340 andere bijensoorten voor. Ook hommels behoren tot de bijen. Niet elke bijensoort zoekt voedsel op dezelfde bloemen. Zo zijn er bijen die uitsluitend stuifmeel verzamelen op gele composieten. Andere hebben zich nog sterker gespecialiseerd en voeden hun larven uitsluitend met het stuifmeel van klavers, klokjes of zeeaster. Deze sterke relatie met bepaalde bloemen maakt bijen extra kwetsbaar: uit recent onderzoek blijkt dat bijen sterk te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse flora. Vice versa blijkt ook dat de planten die voor hun bestuiving op bijen zijn aangewezen, te lijden hebben onder de verarming van de Nederlandse bijenfauna. De wederzijdse afhankelijkheid zorgt voor een neerwaartse spiraal. Deze neerwaartse spiraal wordt de laatste jaren bevorderd door het sterk toegenomen gebruik van het neonicotinoide insecticide imidacloprid in de land- en tuinbouw. Vrijwel iedere toepassing van imidacloprid in Nederland veroorzaakt grond- en oppervlaktewaterverontreiniging waardoor wilde planten (en daarmee ook niet-doelwit insecten zoals bijen) ongewild worden vergiftigd met imidacloprid. Op 29-03-2012 werd het causale verband tussen bijensterfte en neonicotinoide bestrijdingsmiddelen in twee artikelen in het tijdschrift Science onweerlegbaar bewezen.

Imidacloprid tast de bodembiodiversiteit aan

Sinds juni 2010 is in Nederland het insecticide imidacloprid toegelaten voor de bestrijding van engerlingen en emelten op sportvelden en golfterreinen. Het is gemakkelijk toe te passen als strooimiddel dat daarna moet worden ingeregend. Het middel werkt systemisch, dat wil zeggen dat het zich door de gehele plant verspreidt. De werkingsduur is erg lang. Imidacloprid blijft ten minste twee jaar lang in de grond aanwezig. Voor de biocoenose van gazons, sportvelden en golfterreinen betekent dit dat vrijwel alle insecten in de bodem, die chronisch worden blootgesteld aan dit middel, zullen worden vergiftigd. Recent is ook bekend geworden dat imidacloprid een negatieve invloed heeft op het bacterieleven in de bodem (bijlage). Bovendien is imidacloprid giftig voor regenwormen. Uit recent onderzoek is gebleken dat neonicotinoiden veruit de giftigste insecticiden voor regenwormen zijn (bijlage). Afbraak van organische stof zal hierdoor in gevaar komen. Afgemaaid gras van de behandelde oppervlakken moet eigenlijk worden beschouwd als chemisch afval.

The decline of aerial insectivores could be related to large-scale insecticide use since the mid 1900s

The current population size for Common Nighthawks Chordeiles minor in Canada is estimated at 400,000 breeding adults. In Canada, data from the Breeding Bird Survey (BBS), indicate a significant long-term (i.e. 1968-2005) decline of 4.2% per year. In the most recent 10 year period (1995-2005), BBS data show a significant decline of 6.6% per year. This corresponds to a 49.5% decrease in the population. While there are no specific studies on the subject, the decline of the Common Nighthawk may be partly related to a general decline in insect populations in both the breeding and wintering grounds, due to large-scale insecticide use since the mid 1900s.

Pesticides are a critical factor in the decline of Loggerhead Shrikes in Canada’s Prairies

In Canada, the Prairie population of Loggerhead Shrikes Lanius ludovicianus excubitorides occurs in central and southern Alberta and Saskatchewan, and in southern Manitoba. They feed on grasshoppers, beetles, mice, small birds, snakes, lizards and frogs. Scientists observing a nest with eight nestlings watched as the parent birds appeared with a grasshopper every four minutes over the space of an hour! The last 100 years have witnessed the gradual decline of this subspecies. Pesticides are a critical factor in this decline.

92,3% aller Bienen aus toten Bienenstöcken in Japan enthielten Spuren von Neo-Nikotinoiden

Das japanische Ministerium für Agrar- und Forstpolitik legte im April 2010 Daten offen, welche die systemischen Nervengifte als die Hauptursache für den Rückgang von Bienen und Bienenzucht festmacht: 92,3% aller Bienen aus toten Bienenstöcken enthielten Spuren von Neo-Nikotinoiden. Laut dem japanischen Ministerium gibt es noch nicht genügend Daten, um zu beweisen, dass Neonikotinoide die Hauptursache des Problems sind.

Intensive Grünflächenpflege in öffentlichen und privaten Anlagen führt zum Rückgang von Insekten

Der Einsatz von Insektiziden in Gärten, Grünanlagen und in der Landwirtschaft vergiftet Insekten und ihre Jäger - Vögel und Fledermäuse. Intensive Grünflächenpflege in öffentlichen und privaten Anlagen führt zum Rückgang von Insekten und damit zu schwindendem Nahrungsangebot für alle Insekten fressenden Tierarten. Eine englische Studie zeigt auf, dass Haussperlinge auch bei ausreichendem Angebot von geeigneten Brutplätzen eine zu geringe Reproduktionsrate aufweisen, weil die nötigen Insekten zur Jungenaufzucht fehlen – zwei von drei Jahresbruten verhungern, die Bestände sinken. Und in der Tat mangelt es Haussperlingen Passer domesticus in den heutigen Städten nicht nur eklatant an Brutplätzen, sondern auch an Insekten als Nestlingsnahrung, Samen tragenden Wildstauden und –gräsern als Nahrung für die Altvögel und an Sand- und Wasserflächen zur Gefiederpflege. Der Rückgang des einstigen Allerweltsvogels kann als Indikator für die Bestandsentwicklung anderer Stadt bewohnender Tierarten dienen.

Chronic toxicity is the most important variable in predicting negative bird population trends associated with pesticides

This study attempted to: (1) establish an extensive database on what bird species are using agriculture, where they are found and how they are using agricultural areas; (2) analyze these data to determine if there are significant relationships between avian population abundance, agricultural intensity, and crop types; and (3) determine if there are negative population trends associated with pesticide use. I calculated six independent variables including agricultural intensity, percent herbicide use, percent insecticide use, acute toxicity, chronic toxicity, and an herbicide indirect parameter.