Insecticides

Bayer weet al 13 jaar dat imidacloprid bij bijen riskante effecten zoals desoriëntatie veroorzaakt

Al in 2000 was bij fabrikant Bayer bekend dat het veelgebruikte bestrijdingsmiddel imidacloprid riskante effecten bij bijen kan veroorzaken. Dit blijkt uit drie studies (bijlage) die in Engeland zijn gepubliceerd. De studies zijn openbaar gemaakt door de Britse gezondheids- en veiligheidsautoriteit HSE, op verzoek van een imker. De Nederlandse registratieautoriteit voor bestrijdingsmiddelen, het Ctgb, besloot onlangs dat twee van deze drie studies in Nederland geheim moeten blijven. In deze dertien jaar oude studies worden 'significante subletale effecten' aangetoond. Subletaal is de term voor niet-dodelijke schade aan bijen: het gaat om effecten als gedragsverandering na blootstelling. De studies van Bayer (bijlage) laten zien dat er bij honingbijen na blootstelling aan imidacloprid riskante effecten optreden zoals desoriëntatie.

Greenpeace calls for total ban on bee-harming pesticides in Europe

Greenpeace Europe has called for the urgent elimination of all bee-harming pesticides from agriculture in Europe. In a statement accompanying the study ‘Bees in decline – a review of factors that put pollinators and agriculture in Europe at risk’, published on 9 April, the organisation argues that a total ban would “be a crucial and effective first step” to protect the health of bee populations and to safeguard their pollination value. “Science is clear: the negative impacts of bee-harming pesticides by far exceed any presumed benefits,” Matthias Wüthrich, ecological farming campaigner and European bees project leader at Greenpeace Switzerland, said. “EU countries simply can’t wait any longer and must take immediate action with a complete and immediate ban on these bee-killers,” he added.

Levels of acetimiprid and thiamethoxam in playa wetlands of Texas exceeded EPA benchmarks

The 25000 playa wetlands within the Southern High Plains (SHP) of the United States of America (USA) are the dominant hydrogeomorphic feature in the region, providing habitat for numerous plants and wildlife. The SHP are among the most intensively cultivated regions; there are concerns over the degradation and/or loss of playa wetland habitat. We examined water quality in playa wetlands surrounded by both grassland and agriculture and measured water concentrations of pesticides used on cotton (acephate, trifluralin, malathion, pendimethalin, tribufos, bifenthrin, k-cyhalothrin, acetamiprid, and thiamethoxam), the dominant crop in the SHP. Pesticides used on cotton were detected in water samples collected from all playas. Precipitation events and the amount of cultivation were related to pesticide concentrations in sediment and water. Our results show that pesticide concentrations were related in some circumstances to time, precipitation, and tilled-index for some but not all pesticides. We further compared measured pesticide concentrations in playas to toxicity benchmarks used by the US EPA in pesticide ecological risk assessments to obtain some insight into the potential for ecological effects. For all pesticides in water, the maximum measured concentrations exceeded at least one toxicity benchmark, while median concentrations did not exceed any benchmarks. This analysis indicates that there is a potential for adverse effects of pesticides to aquatic organisms.

De kans op hersentumor bij jonge kinderen wordt vergroot wanneer moeder en/of vader voor de zwangerschap met pesticiden in aanraking komen

Dat blijkt uit nieuw Australisch onderzoek. De kans is twee keer zo groot als de ouders tot een jaar vóór de conceptie met gif voor de bestrijding van termieten in aanraking zijn gekomen. Onderzoekers onder leiding van de Australische professor Elisabeth Milne uit Perth hebben de gegevens onderzocht van 303 gezinnen, van wie een kind hersentumor kreeg. Als controlegroep gold een kleine duizend controlegezinnen waar deze specifieke kankervorm niet voorkwam. Het gebruik van voor termieten bestemd gif in en om het huis, waarbij ook het omstreden (landbouw)gif imidacloprid werd ingezet, leidde tot een twee keer zo hoog risico, vertelde ze vandaag in de Australische Daily Telegraph. Bij andere pesticiden was de kans nog steeds rond de dertig procent groter.

Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University: Ook de vogels worden slachtoffer van neonicotinoiden

De insecticiden die verantwoordelijk worden gehouden voor de bijensterfte blijken ook sterfte bij vogels te veroorzaken. De American Bird Conservancy (ABC) concludeerde in een dik rapport dat deze zeer effectieve insectendodende gifstoffen aantoonbare invloed hebben op vogels. Deze stoffen worden ook verantwoordelijk gehouden voor de bijensterfte die in alle delen van de wereld gaande is. In ons land wordt op grote schaal gebruik gemaakt van dit gif. Heel jammer dat een voorstel van de Europese Commissie voor een verbod recent verworpen is. De bioloog Arnold van Vliet op Youtube: http://www.youtube.com/arnoldvanvliet

Risk assessment of neonicotinoid insecticides by Dutch authorities harshly critisized by independent scientists

At the request of the Dutch Nature and Environment Foundation, two scientists of the Dutch Centre for Agriculture and Environment (CLM) conducted an independent analysis of confidential studies on potential risks of the pesticide imidacloprid to bees through two visits to Bayer's 'reading room'. Their conclusions were as follows. The unpublished studies provide insufficient information on long-term (sub) lethal effects, combination toxicology or synergy between factors such as imidacloprid exposure and the impact of diseases and scarcity of alternative food sources. Sublethal effects mentioned in the studies were brushed aside by the Dutch regulators. The confidential studies worked with a limited number of crops and doses, and extrapolated data were used on other crops for which no residue measurements in pollen and nectar were available. The regulatory authority assessed the risks to bees on the basis of Good Agricultural Practice (GAP) and strict observance of the label text. This is, unfortunately, not in line with common practice, causing greater emissions, exposures and risks. The regulators applied little or no safety margins in the assessment of the data, rarely adopted worst-case scenarios and allowed the use of largely extrapolated data. Degradation models were frequently used instead of direct measurements. Since the basis for risk assessment was very thin, it was impossible to determine whether or not bees were at risk through the use of imidacloprid. There were so many uncertainties, that risks can not be ruled out. This is consistent with the conclusions of EFSA.

Vernietigende kritiek van CLM op risicobeoordeling van neonicotinoiden voor bijen door Ctgb

Op verzoek van Natuur & Milieu heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) een analyse gemaakt van vertrouwelijke studies over risico’s van het bestrijdingsmiddel imidacloprid op bijen via een tweetal bezoeken in de ‘reading room’ van Bayer (bijlage). De ongepubliceerde studies geven onvoldoende informatie over lange termijn (sub)lethale effecten, combinatietoxicologie of synergie tussen factoren als imidacloprid blootstelling en de invloed van ziekten en schaarste aan dracht. Sublethale effecten die in de studies worden genoemd, worden door Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden) terzijde geschoven. In de vertrouwelijke studies wordt gewerkt met een beperkt aantal gewassen en doseringen, waarbij wordt geëxtrapoleerd naar andere gewassen waarvoor geen residumetingen in pollen en nectar beschikbaar zijn. Het Ctgb beoordeelt de risico's voor bijen bij Good Agricultural Practice (GAP) en het strikt opvolgen van de etikettekst. Dit strookt helaas niet met de gangbare praktijk, waardoor de emissie, blootstelling en risico's in de praktijk groter zijn. Het Ctgb bouwt weinig tot geen veiligheidsmarges in bij de beoordeling van de gegevens. Ze gaat zelden uit van worst-case scenario's en staat veel extrapolatie van gegevens toe. Ook gaat ze geregeld uit van modellen voor afbraak en verspreiding i.p.v. directe metingen. Omdat de basis voor de risico-beoordeling dun is, valt niet vast te stellen of en in welke mate bijen een risico lopen door het gebruik van imidacloprid. Er zijn zoveel onzekerheden gestapeld, dat risico’s voor de bijgezondheid niet zijn uit te sluiten. Dit komt overeen met conclusies van de EFSA. De reactie van het Ctgb op de aanbevelingen van CLM is bijgevoegd.

RIVM: Geen gezondheidsrisico door residuen van neonicotinoïden

Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mede namens staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken een risicobeoordeling van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de gevaren voor de mens van het gebruik van neonicotinoïden naar de Tweede Kamer gestuurd. Het betreft een aanvulling op de risicobeoordeling van 26 maart 2013 van het RIVM en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Aanleiding vormde vormde een open brief van de organisatie PAN Europe aan de Tweede Kamer. Het RIVM stelt dat nooit sprake is geweest van enig risico voor de gezondheid van de consument door residuen van neonicotinoïden. in een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat het RIVM blind is voor een paradigma verschuiving in de risico analyse. De RIVM analyse houdt geen enkele rekening met nieuwe inzichten over het werkingsmechanisme en het daaruit resulterende dosis-werkingsprofiel. Wanneer neonicotinoïde insecticiden een binding aangaan met nicotinerge acetylcholine receptoren (nAChRs) is deze slechts zeer langzaam omkeerbaar, misschien zelfs wel onomkeerbaar, omdat neonicotinoiden - in tegenstelling tot de natuurlijke neurotransmitter acetylcholine - door acetylcholinesterases niet kunnen worden afgebroken . Met de praktische onomkeerbaarheid van de receptor binding (en de daaruit volgende werking op cognitieve functies) ontstaat een cumulatieve en tijdsafhankelijke toxiciteit. Voor imidacloprid is de met de conventionele risico analyse vastgestelde ADI (acceptable daily intake), d.w.z. de toelaatbare hoeveelheid die iedere dag door mensen mag worden opgenomen, opvallend hoog: 0,06 mg/kg lichaamsgewicht. Deze norm is gebaseerd op een chronische (langdurige) studie in ratten, waarbij de dosering die bij ratten geen waarneembare nadelige effecten veroorzaakte, het zogenaamde ‘no observable adverse effect level’, afgekort NOAEL, van 6 mg/kg lichaamsgewicht per dag door een veiligheidsfactor 100 werd gedeeld. Daarmee denkt men een voldoende grote veiligheidsmarge te hebben bereikt. De vraag is echter of het gebruikte testmodel subtiele ontwikkelingsstoornissen, zoals dit bij ADHD het geval is, aan het daglicht kan brengen. Naar mijn oordeel kun je daar grote vraagtekens bij zetten, en zeker bij stoffen waarbij de werking door de blootstellingsduur enorm kan worden versterkt, aldus Tennekes.

De organisatie PAN Europe stelde in de open brief dat er een gevaar bestaat voor de volksgezondheid bij het gebruik van neonicotionoïden. Schippers heeft het RIVM gevraagd om nog eens een aanvullende risicobeoordeling uit te voeren voor alle mogelijke toepassingen van alle neonicotinoïden om een compleet beeld te vormen van de potentiële risico’s voor de mens van het gebruik van deze middelen.

Besluit neonicotinoïden binnen drie weken

De Europese Commissie (EC) neemt binnen drie weken een definitief besluit over het moratorium voor neonicotinoïden. EZ-staatssecretaris Sharon Dijksma schrijft vandaag in een brief aan de Tweede Kamer dat een Comité van Beroep zich gaat buigen over het vraagstuk. Het besluit van het Comité van Beroep is bindend. Het definitieve voorstel dat voorligt bij dit comité bevat enkele aanpassingen. Zo zijn er uitzonderingen voor toepassingen onder glas en toepassingen in wintergraan. Eurocommissaris Tonio Borg wil volgens Dijksma vasthouden aan de inwerkingtreding van een eventueel moratorium per 1 juli.

Agricultural change has influenced birds through changes in food quality or quantity

It has been postulated that a general decline in insect abundance linked with intensification of agriculture may have contributed to farmland bird decline. We analysed insect catch data from a single suction trap run for 27 years in a rural location in Scotland, and showed that insect numbers have changed significantly over time. Measures of bird density were significantly related to insect abundance. These data from a broad suite of species provide support for linked temporal change between farmland birds, invertebrate numbers and agricultural practice in Scotland.