Insecticides

Neonicotinoïden verhogen de vatbaarheid van insecten voor infectieziekten

Net als zoogdieren hebben ook insecten een aangeboren immuunsysteem dat in staat is veroorzakers van infecties te herkennen. Een team van Italiaanse onderzoekers, onder leiding van Francesco Pennachio van de Universiteit van Napels heeft nu ontdekt dat een bepaalde groep insecticiden – neonicotinoïden – veranderingen in het immuunsysteem van insecten veroorzaakt. Insecten zijn hierdoor extra kwetsbaar. Door het blokkeren van een regulator van het aangeboren immuunsysteem, NF-kB (een bepaald eiwit) kwamen onderzoekers erachter dat neonicotinoïden het immuunsysteem beïnvloeden. Dat is te lezen in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences. De methode werd eerst op fruitvliegjes getest en daarna op bijen. Uit het onderzoek bleek dat bijen die geen neonicotinoïden kregen, bestand waren tegen een infectie. Bijen die wel werden blootgesteld, vertoonden wel reacties. Hoe groter de dosis neonicotinoïden, hoe groter de kans op infectie en hoe groter de kans dat het beestje dus sterft.

Impact of a widely used insecticide on soil microorganisms - nitrifying and N2-fixing bacteria are sensitive to imidacloprid

Imidacloprid is one of the most commonly used insecticides in agricultural practice, and its application poses a potential risk for soil microorganisms. The objective of this study was to assess whether changes in the structure of the soil microbial community after imidacloprid application at the field rate (FR, 1 mg/kg soil) and 10 times the FR (10 × FR, 10 mg/kg soil) may also have an impact on biochemical and microbial soil functioning. The obtained data showed a negative effect by imidacloprid applied at the FR dosage for substrate-induced respiration (SIR), the number of total bacteria, dehydrogenase (DHA), both phosphatases (PHOS-H and PHOS-OH), and urease (URE) at the beginning of the experiment. In 10 × FR treated soil, decreased activity of SIR, DHA, PHOS-OH and PHOS-H was observed over the experimental period. Nitrifying and N2-fixing bacteria were the most sensitive to imidacloprid. The concentration of NO3− decreased in both imidacloprid-treated soils, whereas the concentration of NH4+ in soil with 10 × FR was higher than in the control. Analysis of the bacterial growth strategy revealed that imidacloprid affected the r- or K-type bacterial classes as indicated also by the decreased eco-physiological (EP) index. Imidacloprid affected the physiological state of culturable bacteria and caused a reduction in the rate of colony formation as well as a prolonged time for growth. Principal component analysis showed that imidacloprid application significantly shifted the measured parameters, and the application of imidacloprid may pose a potential risk to the biochemical and microbial activity of soils.

Wetenschappers willen bestrijdingsmiddel met neonicotinoïden verbieden

Met een afgestemde campagne probeerde een groep wetenschappers een verbod op neonicotinoïden af te dwingen. Dat is een populaire klasse bestrijdingsmiddelen die in verband worden gebracht met de verhoogde sterfte van bijen en andere insecten sinds het begin van deze eeuw. Dat blijkt uit een gelekt document dat verslag doet van twee ontmoetingen tussen de wetenschappers in 2010. Het document bewijst dat deze onderzoekers eerder activisten zijn dan wetenschappers, stelt David Zaruk, een Brusselse risicoanalist gespecialiseerd in milieuproblematiek. Hij ontdekte het document op de website van een van de betrokkenen.

How pesticides (neonicotinoids) change navigation, recruitment, and learning behavior of bees

Navigation in honeybees is studied with the help of a special radar that allows to trace the flights of individual bees over kilometers. In a typical experiment, the bees were trained to a feeder or they follow a dancing bee. Then we equipped one bee with a radar transponder and released it at a site within the range of the explored area. First, the animal performs a straight flight that would have brought it back from the feeder to the hive (vector flight) would it not have been transported to a different site. In the case of the dance follower, the bee performs the vector information transmitted in the dance, as described by Karl von Frisch and followers. Then the bee loops around (search flight), followed by a straight return flight to the hive (homing flight). We carried out the experiments in an area where the skyline of the horizon or a beacon at the hive did not guide the bees’ navigation. Thus, the bees referred only to the pattern of landmarks on the ground. We show that the memory structure used by the bees can be best conceptualized as a cognitive map storing the geometric relations of landmarks and important locations. Sublethal doses of neonicotinoids interfere selectively with the homing flight component based on this cognitive map memory, reducing the probability of successful returns to the hive. Chronic exposure to the neonicotinoid Thiacloprid reduces the attractiveness of a feeding site and the rate of recruitment.

Randolf Menzel - Wie Pestizide (Neonicotinoide) die Navigation, die Tanz-Kommunikation und das Lernverhalten von Bienen verändern

Wir verwenden ein spezielles Radargerät, um den Flug von einzelnen Bienen über Kilometer zu verfolgen. Das Design der Versuche zum Studium ihrer Navigationsleistungen besteht darin, Bienen nach einer Dressur auf einer Futterstelle oder nach dem Verfolgen einer Tänzerin am Stockausgang mit einem Transponder auszustatten und an einer anderen Stelle innerhalb ihres explorierten Areals freizulassen. Sie führen dann zuerst einen Vektorflug durch, der sie entweder zum Stock zurück gebracht hätte (wären sie nicht versetzt worden) oder zu der im Tanz angegebenen Futterstelle. Danach führen sie einen Suchflug durch, von dem sie auf direktem Flug zum Stock zurückkehren. Die Experimente sind so angelegt, dass die Bienen sich dabei nicht nach einem Horizontprofil oder einer Landmarke in der Nähe des Stockes, sondern ausschließlich nach der Bodenstruktur orientieren können. Wir weisen nach, dass das Navigationsgedächtnis der Bienen am besten als eine kognitive Karte beschrieben werden kann. Subletale Dosen von Neonicotinoiden stören selektiv die Heimflugphase, die auf der Verwendung dieses kartenartigen Gedächtnisses beruht, sodass die Tiere dann nicht mehr sicher zum Stock zurückfinden. Eine chronische Aufnahme von Thiacloprid reduziert die Sammelaktivität und die Tanzkommunikation.

Ongefundeerde hetze tegen IUCN Task Force on Systemic Pesticides

Een onderzoek dat eind juni werd gepubliceerd en concludeerde dat neonicotinoïde gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn voor bijen blijkt nu vervalst, zo schrijft The Times. Een bericht op de blog van een medewerker suggereert dat de onderzoekers hun conclusies bij voorbaat hadden opgesteld, en dat ze met hun publicaties een wereldwijd verbod op neonicotinoïden wilden bekomen. Eén van de betrokken onderzoekers bevestigt dat het bericht juist is, maar ontkent dat het onderzoek bevooroordeeld was. De gewasbeschermingsmiddelenindustrie hoopt dat beleidsmakers het onderzoek nu met de nodige voorzichtigheid zullen behandelen. Tegelijkertijd hopen landbouwers dat de huidige (tijdelijke) ban op neonicotinoïden, volgend jaar niet door de evaluatie geraakt.

Neonicotinoid-Contaminated Puddles of Water Represent a Risk of Intoxication for Honey Bees

In recent years, populations of honey bees and other pollinators have been reported to be in decline worldwide. A number of stressors have been identified as potential contributing factors, including the extensive prophylactic use of neonicotinoid insecticides, which are highly toxic to bees, in agriculture. While multiple routes of exposure to these systemic insecticides have been documented for honey bees, contamination from puddle water has not been investigated. In this study, we used a multi-residue method based on LC-MS/MS to analyze samples of puddle water taken in the field during the planting of treated corn and one month later. If honey bees were to collect and drink water from these puddles, our results showed that they would be exposed to various agricultural pesticides. All water samples collected from corn fields were contaminated with at least one neonicotinoid compound, although most contained more than one systemic insecticide. Concentrations of neonicotinoids were higher in early spring, indicating that emission and drifting of contaminated dust during sowing raises contamination levels of puddles. Although the overall average acute risk of drinking water from puddles was relatively low, concentrations of neonicotinoids ranged from 0.01 to 63 µg/L and were sufficient to potentially elicit a wide array of sublethal effects in individuals and colony alike. Our results also suggest that risk assessment of honey bee water resources underestimates the foragers' exposure and consequently miscalculates the risk. In fact, our data shows that honey bees and native pollinators are facing unprecedented cumulative exposure to these insecticides from combined residues in pollen, nectar and water. These findings not only document the impact of this route of exposure for honey bees, they also have implications for the cultivation of a wide variety of crops for which the extensive use of neonicotinoids is currently promoted.

Kabinet kijkt opnieuw naar verbod neonicotinoiden

Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken kijkt opnieuw naar de mogelijkheden om de inzet van neonicotinoïden te verbieden. Dat zegde zij op 4 december toe in reactie op een actieplan van de Partij voor de Dieren. Tweede Kamerlid Esther Ouwehand presenteerde het plan omdat een eerder aangenomen motie om deze bestrijdingsmiddelen te verbieden niet wordt uitgevoerd, door het kabinet. Van neonicotinoïden wordt verondersteld dat zij schade toebrengen aan de bijen- en vogelstand. Een meerderheid in de Tweede Kamer steunde eerder een motie om de toelating van neonicotinoïden in te trekken. Dijksma meende deze motie niet te kunnen uitvoeren vanwege de manier waarop het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie is georganiseerd. Zij vreesde dat zij een eventuele juridische procedure van de leveranciers van de middelen niet zou kunnen winnen.

An Overview Comparing Results from Two Decades of Monitoring for Pesticides in the Nation’s Streams and Rivers, 1992–2001 and 2002–2011

This report provides an overview of the U.S. Geological Survey National Water-Quality Assessment program and National Stream Quality Accounting Network findings for pesticide occurrence in U.S. streams and rivers during 2002–11 and compares them to findings for the previous decade (1992–2001). In addition, pesticide stream concentrations were compared to Human Health Benchmarks (HHBs) and chronic Aquatic Life Benchmarks (ALBs). The comparisons between the decades were intended to be simple and descriptive. Trends over time are being evaluated separately in a series of studies involving rigorous trend analysis. During both decades, one or more pesticides or pesticide degradates were detected more than 90 percent of the time in streams across all types of land uses. For individual pesticides during 2002–11, atrazine (and degradate, deethylatrazine), carbaryl, fipronil (and degradates), metolachlor, prometon, and simazine were detected in streams more than 50 percent of the time. In contrast, alachlor, chlorpyrifos, cyanazine, diazinon, EPTC, Dacthal, and tebuthiuron were detected less frequently in streams during the second decade than during the first decade.

Pesticides in U.S. Streams and Rivers: Occurrence and Trends during 1992–2011

During the 20 years from 1992 to 2011, pesticides were found at concentrations that exceeded aquatic-life benchmarks in many rivers and streams that drain agricultural, urban, and mixed-land use watersheds. Overall, the proportions of assessed streams with one or more pesticides that exceeded an aquatic-life benchmark were very similar between the two decades for agricultural (69% during 1992−2001 compared to 61% during 2002−2011) and mixed-land-use streams (45% compared to 46%). Urban streams, in contrast, increased from 53% during 1992−2011 to 90% during 2002−2011, largely because of fipronil and dichlorvos. The potential for adverse effects on aquatic life is likely greater than these results indicate because potentially important pesticide compounds were not included in the assessment. Human-health benchmarks were much less frequently exceeded, and during 2002−2011, only one agricultural stream and no urban or mixed-land-use streams exceeded human-health benchmarks for any of the measured pesticides. Widespread trends in pesticide concentrations, some downward and some upward, occurred in response to shifts in use patterns primarily driven by regulatory changes and introductions of new pesticides.