Two butterfly species native to Florida were declared extinct

"Occasionally, these types of butterflies disappear for long periods of time but are rediscovered in another location," said Larry Williams, U.S. Fish and Wildlife state supervisor for ecological services. We think it’s apparent now these two species are extinct." Neither species has been seen in any environment for at least nine years, the latter of the two not being seen since 2000. This calamity is only made worse by the fact that so much could have been done in order to save these creatures. The first species, the Zestos skipper butterfly (Epargyreus zestos oberon), had strong bodies with large black eyes and large wings that were adorned with spots that looked like eyes. While the Zestos skipper was visibly declining in its environment, the subspecies was denied access to the U.S.’s Endangered Species Act (ESA) because of the confusion between it and other skipper species in the Bahamas. In the end, what was thought to be a bountiful reserve in the Bahamas proved to be a completely different species. By the time the mistake was realized it proved too late. The Rockland grass skipper butterfly (Hesperia meskei pinocayo), an amber golden insect with club like antenna and black eyes, was similarly thought to be making a comeback as the species that had not been seen since the 80’s was spotted back in 2000. But is now believed extinct.

We live in a land which may be one of the richest in the world in terms of money, but in terms of biodiversity, it has become one of the poorest

Awide-ranging alliance of wildlife conservation groups, large and small, last week published a remarkable report entitled The State of Nature: a comprehensive audit of what has happened to the natural world in Britain over the past half-century. The report is a stock-taking, and what it amounts to is an unprecedented synthesis of loss. No fewer than 60 per cent of the examined species have declined in numbers, 30 per cent have declined by more than half, and 10 per cent are threatened with extinction. Do people realise? Do they take it on board? For younger men and women, it’s hard to miss something you may never have known, but here is an unassailable documentation of an astonishing and unfortunate fact about our nation, about the United Kingdom. We now have a countryside which has lost 97 per cent of its flower-rich meadows, 90 per cent of its coppiced woodland and 80 per cent of its heathland – a countryside which, since the 1960s, has lost an estimated 44 million pairs of breeding birds and 72 per cent of its butterflies.

Nederland zou zijn graantje kunnen meepikken van de biologische revolutie in Duitsland

Schappen in Duitse winkels die eigenlijk gevuld zouden moeten zijn met biologische producten zijn momenteel steeds vaker leeg. Noodgedwongen importeren onze oosterburen daarom steeds vaker biologisch voedsel, ook uit Nederland. Duitsers zijn heel alert op het thema voedselveiligheid, ze kopen ook drie keer zoveel bioproducten dan andere landen in Europa. En zo zou ook Nederland zijn graantje kunnen meepikken van de grote Duitse vraag naar ecologische producten. Siem Korver, buitengewoon hoogleraar voedingseconomie aan de Universiteit van Tilburg, heeft nog wel enkele opmerkingen. Hij erkent dat sprake is van een tekort is aan biologische producten, maar wijst er tevens op dat slechts 4 tot 10 procent van de voedselproductie biologisch is. Beter is het, volgens Korver, om goed te kijken naar de verdere verduurzaming van de gangbare landbouw dan alleen maar concentreren op biologische landbouw.

Lijst van Nederlandse waterschappen

Als gevolg van fusies resten er per 1-1-2013 nog 25 waterschappen. De nummering komt overeen met de kaart.1.Waterschap Noorderzijlvest (Groningen, Friesland en Drenthe); 2.Wetterskip Fryslân (Friesland en Groningen); 3.Waterschap Hunze en Aa's (Groningen en Drenthe); 4.Waterschap Reest en Wieden (Drenthe en Overijssel); 5.Waterschap Velt en Vecht (Drenthe en Overijssel); 6.Waterschap Groot Salland (Overijssel); 7.Waterschap Regge en Dinkel (Overijssel); 8.Waterschap Vallei en Veluwe (Utrecht en Gelderland); 9.Waterschap Rijn en IJssel (Gelderland en Overijssel); 10.Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (Utrecht en Zuid-Holland); 11.Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland); 12.Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (Noord-Holland); 13.Hoogheemraadschap van Rijnland (Zuid-Holland en Noord-Holland); 14.Hoogheemraadschap van Delfland (Zuid-Holland); 15.Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (Zuid-Holland); 16.Waterschap Rivierenland (Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht); 17.Waterschap Hollandse Delta (Zuid-Holland); 18.Waterschap Scheldestromen (Zeeland); 19.Waterschap Brabantse Delta (Noord-Brabant); 20.Waterschap De Dommel (Noord-Brabant); 21.Waterschap Aa en Maas (Noord-Brabant); 22.Waterschap Peel en Maasvallei (Limburg); 23.Waterschap Roer en Overmaas (Limburg); 24.Waterschap Zuiderzeeland (Flevoland); 25.Waterschap Blija Buitendijks (Friesland).

Studium Generale van Universiteit Leiden (11 juni 2009): Toxicoloog Henk A. Tennekes en bijenonderzoeker Tjeerd Blacquière presenteren hun visie op de bijensterfte

Op 11 juni 2009 organiseerde Studium Generale van Universiteit Leiden een avond over bijensterfte. Toxicoloog Dr. Ir. Henk A. Tennekes en bijenonderzoeker Dr. Tjeerd Blacquière presenteerden er elk hun visie op de bijensterfte. Tennekes (voordracht in de bijlage) bekritiseerde het ruime Nederlandse toelatingsbeleid voor een nieuwe generatie insecticiden, waarvan imidacloprid de meest gebruikte is. "Imidacloprid is een krachtig zenuwgif voor bijen dat al in zeer kleine hoeveelheid hun navigatievermogen aantast. Door falende handhaving is het in alarmerende hoeveelheden in het Nederlandse oppervlaktewater terecht gekomen. In glastuinbouw en bollengebieden zijn grote normoverschrijdingen meer regel dan uitzondering."

Het gaat steeds slechter met de Overijsselse weidevogels

Van de aantallen uit 1994 is nog maar ruim de helft over (55%). Eerst waren het vooral de Grutto (Limosa limosa) en de Veldleeuwerik (Alauda arvensis) die met steeds minder paren tot broeden kwamen. De laatste jaren gaat het ook slecht met de Scholekster (Haematopus ostralegus) en de Kievit (Vanellus vanellus). In verschillende delen van Salland en Twente zijn ze nu vrijwel verdwenen. Maar ook in sommige polders in West-Overijssel kan sprake zijn van een sterke achteruitgang. De Kievit is nog steeds de meeste voorkomende weidevogel, gevolgd door de Grutto. De Scholekster en de Wulp (Numenius arquata) komen duidelijk minder algemeen. De neerwaartse trend voor de Veldleeuwerik zet door. Ook de Tureluur (Tringa totanus) gaat verder achteruit. Van de Grutto wordt het broedsucces gemeten aan de hand van paren met jongen. In 2011 was 22 % van de paren succesvol. Ze hadden in de laatste week van mei één of meerdere jongen. Dit betekent dat ruim drie kwart van de Grutto paren wel gebroed heeft maar dat de eieren of jongen al voor eind mei verloren zijn gegaan. Dit percentage is nog nooit zo hoog geweest en niet voldoende om de Overijsselse populatie in stand te houden. 60% van de paren moet jongen grootbrengen om achteruitgang tegen te gaan. Als dit percentage de komende jaren niet snel verbeterd ziet het er voor de Grutto slecht uit.

Het grenswatertje Wylermeer tussen Beek en het Duitse dorp Zyfflich is ernstig vervuild met het bestrijdingsmiddel linuron

Dat meldt het Duitse dagblad NRZ op basis van onderzoeksrapportages van de milieudienst van de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. Het Wylermeer en het aan de Nederlandse zijde grenzende Wylerbergmeer vormen het hart van het grensoverschrijdende natuurgebied De Duffelt. Het Wylermeer en het Wylerbergmeer staan overigens niet in directe verbinding met elkaar. Het onkruidbestrijdingsmiddel linuron wordt beschreven als zeer toxisch voor vissen en waterorganismen. In het Wylermeer is een concentratie linuron gemeten die zeven keer boven de grenswaarde ligt. Hoe het middel in het water is terechtgekomen is nog niet bekend. Het Nederlandse Wylerbergmeer is een zeer populaire recreatieplas.

De sterke achteruitgang van de gladde slang in Nederland sinds de jaren 1970

Het verspreidingsgebied van de gladde slang (Coronella austriaca) in Nederland omvatte ooit grote delen van de hogere zandgronden. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt tegenwoordig op de Veluwe. Voor 1971 komt de soort verspreid over de hoge zandgronden (met uitzondering van de duinen) van Nederland voor. Veel heideterreinen en hoogveengebieden zijn bezet. In Zuid-Limburg is de soort aanwezig op de Sint Pietersberg en het Vijlenerbosch en omgeving nabij Vaals. Van 1971 tot 1995 valt, met uitzondering van de twee grootste kerngebieden (Veluwe en Drenthe-Friesland), een sterke achteruitgang in de verspreiding te constateren. In deze periode is de soort voor het laatst vastgesteld op de Utrechtse Heuvelrug. De laatste waarneming dateert van 1971 en komt uit de omgeving Hilversum/Bussum. Rond die tijd verdwijnt in Gelderland de gladde slang ook definitief ten oosten van de Veluwe uit de landgoederenzone rond Brummen (Leusveld en Voorstonden). Uit Overijssel worden na 1970 nauwelijks nog gladde slangen gemeld. Er zijn waarnemingen uit het Zeesserbosch ten zuiden van Ommen (1985) en Hengelerheurne ten oosten van Oldenzaal (1976). Van het Wierdense Veld zijn ook in deze periode bevestigde waarnemingen bekend. Op de Brunssummerheide en omgeving na is de soort uit Zuid-Limburg verdwenen. Van 1996 tot 2007 heeft een verdere achteruitgang in de verspreiding plaatsgevonden en verschillende deelpopulaties zijn verdwenen of geïsoleerd geraakt. De Veluwe vormt nog steeds het belangrijkste kerngebied met 30 grotendeels aaneengesloten bezette uurhokken. Het Drents-Friese grensgebied met onder andere het Fochteloërveen en het Dwingelderveld vormt de andere grote verspreidingskern.

De Zandhagedis is uitgestorven in Groningen en komt in Noord-Brabant en Zeeland nog slechts zeer incidenteel voor

Zoals de naam al doet vermoeden, komt de Zandhagedis (Lacerta agilis) in ons land op vrijwel alle, niet te vochtige zandgronden voor. Kerngebieden van de soort zijn de Veluwe, de duinen en de oostelijke Maasoever in Limburg. De soort wordt verder verspreid aangetroffen in de Achterhoek, Overijssel en Drenthe. Het dier bewoont de vlakke delen van de duinen, heideterreinen, open bosvlakten en bosranden, spoordijken en wegbermen. Ontlastingonderzoek heeft uitgewezen dat volwassen dieren zich onder andere voeden met snuitkevers, spinnen, vliegen, wantsen, kniptorren en sprinkhanen. In het boek ‘’Natuurlijke Historie’ uit 1932 (Boerman en Knip) wordt deze hagedis nog de ’gewone’ hagedis genoemd. Daaruit kan opgemaakt worden dat het dier toen verre van zeldzaam was. In elke provincie kwam het dier dan ook voor. Er is in die jaren daarna veel in het nadeel van de natuur veranderd, met name voor herpetofauna. De Zandhagedis is inmiddels uitgestorven in de provincie Groningen en komt in Noord-Brabant en Zeeland nog slechts zeer incidenteel voor. De achteruitgang heeft verder vooral plaats gevonden op de Utrechtse Heuvelrug.

Het aantal hondsdolle vleermuizen neemt toe

Er worden jaarlijks gemiddeld zo'n 120 gevonden vleermuizen bij diverse opvangplekken binnengebracht. Het aantal zieke en gewonde vleermuizen dat de laatste jaren is gecontroleerd steeg van 107 in 2011 naar 133 in 2012. Sinds 2010 hadden ze bij de Stichting Vogelklas Karel Schot geen hondsdolle vleermuizen gezien, maar eind vorig jaar, zaten ze er ineens met twee opgescheept.