General

Wildflowers growing in arable field margins are contaminated with neonicotinoids

In recent years, an intense debate has been generated about the environmental risks posed by neonicotinoids, a group of widely-used, neurotoxic insecticides. When these systemic compounds are applied to seeds, low concentrations are subsequently found in the nectar and pollen of the crop, which are then collected and consumed by bees. Here we demonstrate that current focus on exposure to pesticides via the crop overlooks an important factor – throughout spring and summer, mixtures of neonicotinoids are also found in the pollen and nectar of wildflowers growing in arable field margins, at concentrations that are sometimes even higher than those found in the crop. Indeed the large majority (97%) of neonicotinoids brought back in pollen to honey bee hives in arable landscapes was from wildflowers, not crops. Both previous and ongoing field studies have been based on the premise that exposure to neonicotinoids would only occur during the blooming period of flowering crops and that it may be diluted by bees also foraging on untreated wildflowers. Here, we show that exposure is likely to be higher and more prolonged than currently recognized due to widespread contamination of wild plants growing near treated crops.

Comparative Losses of British Butterflies, Birds, and Plants and the Global Extinction Crisis

There is growing concern about increased population, regional, and global extinctions of species. A key question is whether extinction rates for one group of organisms are representative of other taxa. We present a comparison at the national scale of population and regional extinctions of birds, butterflies, and vascular plants from Britain in recent decades. Butterflies experienced the greatest net losses, disappearing on average from 13% of their previously occupied 10-kilometer squares. If insects elsewhere in the world are similarly sensitive, the known global extinction rates of vertebrate and plant species have an unrecorded parallel among the invertebrates, strengthening the hypothesis that the natural world is experiencing the sixth major extinction event in its history.

Mens veroorzaakt zesde grote uitstervingsgolf

Op onze planeet is een zesde grote uitstervingsgolf aan de gang, zo waarschuwen wetenschappers opnieuw in een nieuwe studie. En de mens kan een van de eerste slachtoffers zijn. Volgens de studie , die door drie Amerikaanse universiteiten is uitgevoerd, verdwijnen gewervelde diersoorten 114 keer sneller dan normaal. Zonder de mens zouden soorten veel trager uitsterven. Wetenschappers waarschuwen al langer dat de aarde een nieuwe uitstervingsgolf doormaakt, zoals 65 miljoen jaar geleden toen de dinosaurussen verdwenen. Maar zelf bij de meest positieve schattingen sterven soorten nu veel sneller uit in vergelijking met de voorgaande golven. ‘We waren erg verrast hoe erg het is’, zegt professor Gerardo Ceballos. ‘Als dit doorgaat zou het leven miljoenen jaren nodig hebben om zich te herstellen, en zou onze soort waarschijnlijk vroeg verdwijnen.’ Sinds 1900 zijn volgens de studie 477 gewervelde dieren verloren gegaan. Zo’n verlies zou normaal over een periode van 10.000 jaar waargenomen worden. ‘Het is echt een signaal dat we een zesde uitsterving zijn ingegaan, aangedreven door de mens’, aldus Ceballos.

Schrikbarende achteruitgang van de Europese flora en fauna

Het Europees milieuagentschap (EEA) is een instelling in Kopenhagen (Denemarken) dat de taak heeft om op een zo neutraal mogelijke manier te onderzoeken hoe het met het milieu in Europa is gesteld. Het rapport dat het EU-agentschap nu naar buiten brengt is gebaseerd op de grootste data-analyse over de Europese biodiversiteit dat ooit werd uitgevoerd. De data zijn afkomstig uit de periode 2007-2012 en bevatten meer dan 17.000 datareeksen over verschillende planten, dieren en habitats die door universiteiten, overheidsinstellingen, en burgerverenigingen uit de 27 EU-lidstaten werden opgesteld. En net zoals in de rest van de wereld zijn de resultaten (zacht uitgedrukt) niet goed. Van de 12.000 soorten fauna en flora die onderzocht werden (vogels uitgezonderd) bleek maar 23% in een goede toestand te verkeren. Van de 231 onderzochte habitats slechts 16%. En van 450 vogels (dieren die een belangrijke plaats in de voedselketen hebben en tegelijkertijd mediagenieker zijn dan de meeste insecten en planten) bleek iets meer dan de helft (52%) als veilig gemarkeerd te staan.

Artenschutz-Report alarmierend

Gestern veröffentlichte das Bundesamt für Naturschutz (BfN) den ersten umfassenden Artenschutzbericht für alle in Deutschland lebenden Tier-, Pflanzen- und Pilzarten. Demnach sind ein Drittel aller Arten in ihrem Bestand gefährdet und vier Prozent bereits ausgestorben. Eine der Hauptursachen für die dramatische Lage sieht das BfN in der Intensivlandwirtschaft und fordert nachdrücklich, den Naturschutz zu verstärken. Die Studie unterstreicht den enormen Einfluss der Landwirtschaft auf die Biodiversität, da sie knapp die Hälfte der zur Verfügung stehenden Fläche verbrauche. Enge Fruchtfolgen, Zunahme an Herbizid- und Düngemitteleinsatz und Monokulturen verbunden mit Vervielfachungen der Ackergrößen und Verlust von Grünland sind einige Gründe für den Rückgang der Artenvielfalt. Betroffen sind sämtliche Tier- und Pflanzenarten. Knapp die Hälfte aller Insekten sind bedroht, extrem selten oder ausgestorben. Besonders besorgniserregend ist die negative Entwicklung bei den 600 Wildbienenarten. Bei den Vögeln hat sich speziell bei den Brutvögeln die Lage verschlechtert. Beim Rebhuhn gebe es sogar einen Rückgang von 90 Prozent. Auch die Population der Feldhamster ist gefährlich rückläufig.

Prachtklokje dreigt als wilde plant te verdwijnen uit Nederland

Prachtklokje (Campanula persicifolia) is een typische zoomplant van kalkrijke grond. Optimaal groeit zij in allerlei halfschaduwsituaties. In bossen komt zij gewoonlijk voor waar relatief veel licht doordringt tot de bosbodem, zoals op kapvlaktes, langs bospaden, in bosranden of waar bomen zijn omgewaaid. In graslanden en op kalkrotsen groeit zij vooral op plaatsen waar sprake is van enige beschaduwing door bomen of struiken. Prachtklokje dreigt als wilde plant te verdwijnen uit Nederland. De sterke achteruitgang van deze soort heeft zich voortgezet gedurende de afgelopen jaren. Inmiddels resteren er nog maar drie kleine populaties waarvan vast staat dat het wilde planten betreft. Deze bevinden zich in Zuid-Limburg. Elders in Zuid-Limburg en in Oost-Twente zijn nog wel meer populaties met bloeiende planten in bossen en kalkgraslanden aanwezig, maar in alle gevallen zijn er aanwijzingen dat het verwilderde exemplaren betreft.

Een op de vijf wilde-plantensoorten in Groot-Brittannië wordt met uitsterven bedreigd

Dit blijkt uit een nieuw onderzoek naar de stand van de Britse flora. Het overzicht is samengesteld door een aantal samenwerkende natuurorganisaties waaronder het Natural History Museum uit Londen en de Botanical Society for the British Isles. In totaal telt Groot-Brittannië volgens het overzicht nu nog 1.756 verschillende wilde-plantensoorten. Daarvan verkeren 345 (19,6 procent) volgens de onderzoekers in de gevarenzone. Zo is een zeer fleurige variant van de boterbloem, de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis), die tweeduizend jaar geleden door Romeinse soldaten in Groot-Brittannië werd ingevoerd, ernstig bedreigd. Maar ook de ruige klaproos (Papaver argemone) is kwetsbaar, hetzelfde geldt voor de veldgentiaan (Gentianella campestris) en de welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia). De onderzoekers schrijven de achteruitgang vooral toe aan steeds intensievere landbouwmethodes en het veelvuldig gebruik van herbiciden. Hierdoor worden niet alleen akkers met bepaalde gewassen getroffen, maar ook naburige velden met grazend vee vertoont een duidelijke achteruitgang in de soortenrijkdom. ,,De diversiteit van ons landschap verslechtert constant terwijl de habitat versnippert en de daarmee verbonden planten verloren gaan'', zo schrijven de onderzoekers in hun studie.

Sinds het midden van de 20ste eeuw zijn bijna 500 soorten van inheemse wilde planten achteruit gegaan en meer dan 40 soorten zijn verdwenen

De rode lijst voor planten heeft als bedoeling om bedreigde soorten te inventariseren. Eveneens is het de bedoeling om met bewust overheids- en semi overheidsbeleid, achteruitgang van planten te voorkomen. Sinds het midden van de 20ste eeuw zijn er namelijk bijna 500 soorten van de inheemse wilde plantensoorten minder geworden, waarvan er meer dan 40 soorten verdwenen zijn. Om deze achteruitgang en/of verdwijnen van planten te voorkomen, is de rode lijst voor planten opgesteld. De rode lijst planten hebben geen officiële juridische status. Planten op de Flora- en Faunawet hebben daarentegen wel een juridische bescherming.

Crucial bird and mammal pollinators moving to extinction

More and more pollinating bird and mammal species are moving towards extinction, raising concerns over the billion dollar eco-services they provide, says a new IUCN study. On average, 2.4 bird and mammal pollinator species per year have moved on the IUCN Red List category towards extinction in recent decades. During the period 1988 to 2012, 18 pollinator bird species qualified for being "up-listed" to a higher threat category while none qualified for a down-listing. Between 1996 and 2008, 13 mammal species identified as pollinators were up-listed to a higher threat category and two species qualified for down-listing to a lower category of threat. The study, Global Trends in the Status of Bird and Mammal Pollinators, was produced in collaboration by the United Nations Environment Programme World Conservation Monitoring Centre (UNEP-WCMC), the International Union for Conservation of Nature (IUCN), Sapienza University of Rome and BirdLife International. It is published online in the journal Conservation Letters.

De door bestrijdingsmiddelen veroorzaakte neerwaartse spiraal: minder planten, minder bijen, minder bijen, minder planten

Uit onderzoek van stuifmeel van bijen uit museumcollecties blijkt dat het verlies aan bloemen in het landschap wel eens een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van wilde bijensoorten zou kunnen zijn. Dit werd al langer vermoed, maar tot op heden ontbrak hiervoor het bewijs. Dat bewijs is nu geleverd aan de hand van museumcollecties. De achteruitgang van wilde bijen wordt vaak toegeschreven aan de achteruitgang van het landschap, in die zin dat er steeds minder bloeiende planten voorkomen en de bijen dus minder voedsel kunnen verzamelen. Alterra-onderzoeker Jeroen Scheper heeft samen met collega’s van onder andere de universiteiten van Wageningen, Leiden en Nijmegen het stuifmeel van bijen in museumcollecties onderzocht. Aan de hand hiervan konden zij bepalen welk planten door die ‘historische’ bijen (van vòòr 1950) als waardplant werden gebruikt. Zij onderzochten daarbij 57 bijensoorten.