Volgens het Ctgb zijn de risico's van middelen met neonicotinoïden voor bijen en mensen verwaarloosbaar

Mierenlokdoosjes, vliegenstrips en andere producten waarin bepaalde insecticiden zitten, blijven te koop. De Tweede Kamer had op initiatief van de Partij voor de Dieren aangedrongen op een verkoopverbod aan particulieren van de bestrijdingsmiddelen die gevaarlijk zijn voor bijen en hommels. Daarvoor bestaat geen grondslag, zo heeft staatssecretaris Wilma Mansveld (Milieu) aan de Kamer geschreven. Ze baseert zich daarbij op onderzoek van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Volgens het college zijn de risico's van middelen met zogeheten neonicotinoïden voor bijen en mensen verwaarloosbaar. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat het Ctgb bij de beoordeling van imidacloprid de wettelijke kaders waaraan het Ctgb gebonden is heeft overtreden. Imidacloprid voldoet aan geen van drie in de Nederlandse wetgeving opgenomen milieucriteria waaraan de toelaatbaarheid van een gewasbeschermingsmiddel getoetst dient te worden (persistentie in de bodem, uitspoeling naar het grondwater, en de risico’s voor waterorganismen). Staatssecretaris Mansveld heeft met haar adviesaanvraag aan een incompetente instantie het primaat van de politiek de facto afgegeven aan Nefyto, de belangenorganisatie van de agrochemische industrie in Nederland, aldus Tennekes.

Bron: Dagblad Trouw, 10-02-14
http://www.trouw.nl/tr/nl/4500/Politiek/article/detail/3594146/2014/02/…

Henk Tennekes

Tue, 02/11/2014 - 08:00

Een meerderheid van de Kamer schaarde zich op 11 juni 2013 achter een motie van de Partij voor de Dieren voor een verbod op de verkoop van neonicotinoiden aan particulieren. Daarmee mogen ook producten zoals vlooienbandjes en mierenmiddelen waar het middel imidacloprid in zit niet meer verkocht worden. Wetenschappers hebben er op gewezen dat de neonicotinoïden ook een bedreiging zijn voor de gezondheid van mensen. Bovendien komt het gif, bijvoorbeeld door het gebruik ervan in mierenkorrels, ook in de bodem terecht. Daar kan het worden opgenomen door bloeiende planten. Het verbod op de verkoop van neonicotinoïden aan particulieren zorgt ervoor dat mensen zelf niet meer ongewild bijdragen aan de hoge sterfte onder bijen. Nefyto, de belangenorganisatie voor de Nederlandse agrochemische industrie, noemde het verbod van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw onverantwoord en onaanvaardbaar en is samen met andere belanghebbende partijen in gesprek gegaan met de staatssecretaris, die vervolgens het Ctgb over dit vraagstuk heeft geconsulteerd. Het Ctgb past in vele gevallen bij haar besluiten verouderde inzichten toe die tot een onderschatting leiden van de werkelijke risico’s. Het Ctgb heeft daarnaast veel te weinig kennis van de daadwerkelijke situatie van de lozing van bestrijdingsmiddelen in het milieu en ontbeert kennis van de wetenschappelijke literatuur en inzichten (een sprekend voorbeeld is de onjuiste herbeoordeling van imidacloprid in 2011). De kwaliteit van de besluiten van het Ctgb is daardoor ver onder de maat en pakken doorgaans gunstig uit voor de industrie. Het de facto gevolg is dat de staatssecretaris het primaat van de politiek via een incompetente instantie heeft afgegeven aan de chemie lobby, waardoor de aangenomen moties van de Partij voor de Dieren voor een verbod op de verkoop van neonicotinoiden aan particulieren niet zullen worden uitgevoerd.
Bron: deze website

Henk Tennekes

Tue, 02/11/2014 - 08:43

De toelating van bestrijdingsmiddelen is in Nederland wettelijk geregeld sinds 1947. In dat jaar werd de Wet Bestrijdingsmiddelen en Meststoffen van kracht. Deze wet, waarin de deugdelijkheid (werkzaamheid) van middelen centraal stond, is in 1962 vervangen door de Bestrijdingsmiddelenwet. Deze schrijft voor dat naast de deugdelijkheid ook de risico’s voor de gezondheid van de mens bij de toelaatbaarheidsbeoordeling betrokken moeten worden. Sinds de wetswijziging van 1975 geldt dat ook voor schadelijke nevenwerkingen in het milieu. Artikel 3 van de Bestrijdingsmiddelenwet geeft de criteria voor de toelating van een middel. Door de globale formulering bleef het begrip ‘schadelijke nevenwerkingen in het milieu’ echter lange tijd moeilijk te hanteren. Voor milieucriteria is in februari 1995 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ex art. 3a (Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen) van kracht geworden (Stb95).

Per 23 december 2005 is het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen in werking getreden, onder intrekking van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Staatsblad 2005, 413, zie bijlage). De toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dr. P. Winsemius, schreef in een brief van 11 oktober 2006 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer dat hierdoor de milieubeoordeling van nieuwe werkzame stoffen en bestaande werkzame stoffen werd geharmoniseerd en dat er inhoudelijk geen belangrijke veranderingen waren.

Een gewasbeschermingsmiddel wordt slechts toegelaten als het voldoet aan bepaalde milieucriteria. Drie van deze criteria zijn nader uitgewerkt: ze hebben betrekking op de persistentie in de bodem (art. 5), de uitspoeling naar het grondwater (art. 6) en het risico voor waterorganismen (art. 7). De drie in de Nederlandse wetgeving opgenomen milieucriteria waaraan de toelaatbaarheid van een gewasbeschermingsmiddel getoetst dient te worden:

1. persistentie in de bodem:
DT50 < 90 dagen, grondgebonden residuen na 100 dagen < 70% van de begindosis, in combinatie met mineralisatiesnelheid > 5% binnen 100 dagen;
2. uitspoeling naar het grondwater:
concentratie in grondwater < 0,1 microgram/l of kleiner dan de toxicologische norm indien deze lager is dan 0,1 microgram/l, gesommeerde concentraties van gelijktijdig gebruikte middelen < 0,5 microgram/l;
3. risico’s voor waterorganismen piekconcentratie in oppervlaktewater:
- < 0,01 LC50 ‘acuut vis’ en < 0,01 EC50 ‘acuut Daphnia’ en < 0,1 NOEC ‘alg’
- over bepaald tijdsinterval gemiddelde concentratie in oppervlaktewater < 0,1 NOEC ‘chronisch vis en Daphnia’ en
- bioconcentratiefactor < 1000 voor biologisch goed afbreekbare werkzame stof < 100 voor biologisch slecht afbreekbare werkzame stof

De door de IUPAC beschreven milieu-eigenschappen van imidacloprid zijn als volgt:
Soil degradation (days) (aerobic) DT50 (typical): 191;
Fish - Acute 96 hour LC50 (mg l-1): 211;
Fish - Chronic 21 day NOEC (mg l-1): 9.02;
Aquatic invertebrates - Acute 48 hour EC50 (mg l-1): 85 [Daphnia magna] ;
Aquatic invertebrates - Chronic 21 day NOEC (mg l-1): 1.8 [Daphnia magna];
Algae - Chronic 96 hour NOEC, growth (mg l-1): 10;
Bio-concentration factor BCF: 0.61.

Daarmee voldoet imidacloprid niet aan twee van de drie in de Nederlandse wetgeving opgenomen milieucriteria, namelijk ten aanzien van de persistentie in de bodem en de uitspoeling naar het grondwater, maar is volgens de gehanteerde criteria geen risico voor waterorganismen. Onderzoek van Sanchez-Bayo en van Kreutzweiser et al. heeft echter aangetoond dat dit wel degelijk het geval is. Ook recent onderzoek in het laboratorium van Paul van den Brink in Wageningen heeft bevestigd dat imidacloprid extreem giftig is voor waterorganismen, vooral na langdurige blootstelling. Per 23 december 2005 is het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen in werking getreden, onder intrekking van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Staatsblad 2005, 413). De toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dr. P. Winsemius, gaf in een brief van 11 oktober 2006 de volgende toelichting aan de Voorzitter van de Tweede Kamer: "Op 23 juli 2005 is een besluit vastgesteld tot vereenvoudiging van het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen. Hierdoor wordt de milieubeoordeling van nieuwe werkzame stoffen en bestaande werkzame stoffen geharmoniseerd. De bijbehorende uitvoeringsregeling is sterk ingekort ten opzichte van de bestaande regeling. Inhoudelijk zijn er geen belangrijke veranderingen. Besluit en uitvoeringsregeling zijn op 1 januari 2006 in werking getreden".
Bronnen:
Gezondheidsraad, Veldonderzoek voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, Nr 2000/07, Den Haag, 14 maart 2000
http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/00@07N.PDF

IUPAC Pesticides Properties Database:
http://sitem.herts.ac.uk/aeru/iupac/397.htm

College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, jaarverslag 2005:
http://www.ctb.agro.nl/pls/portal/docs/PAGE/WEBSITE_CTB/ORGANISATIE/04JA...