Beleid en debat

De stad Antwerpen voert op 1 januari 2015 een verbod in op het gebruik van pesticiden op openbare plaatsen en rond openbare gebouwen

Zowel de stadsdiensten als externe partners zullen er vanaf dan geen pesticiden meer mogen inzetten. De hoeveelheid gebruikte pesticiden was de voorbije jaren al sterk gedaald uit milieuoverwegingen, maar nu zal de stad er dus volledig mee stoppen. Het verbod is deels een gevolg van het decreet dat de Vlaamse overheid begin vorig jaar opstelde. Antwerpen had de hoeveelheid gebruikte pesticiden op openbaar terrein al verminderd van meer dan 800 kilogram in 2000 naar nog amper 13 kilogram vorig jaar. "We zullen in de toekomst allerlei milieuvriendelijke alternatieven hanteren om het openbaar domein van onkruid en ongedierte te verlossen", zegt schepen voor Leefmilieu Nabilla Ait Daoud (N-VA). "Daarnaast zal het groen in de stad ook intensiever beheerd worden." Op de nieuwe regel blijven voorlopig wel nog twee uitzonderingen mogelijk. Enerzijds voor het bestrijden van een wespenplaag of een bruine rattenplaag en anderzijds voor het terugdringen van agressieve invasieve soorten zoals de Japanse duizendknoop.

De ontoelaatbare vervuiling van het Nederlandse cultuurlandschap met imidacloprid werd 10 jaar lang stilzwijgend gedoogd door Ctgb, RIVM en de regering in Den Haag

Het RIVM heeft onlangs na analyse van 'nieuwere' gegevens geconcludeerd dat de waterkwaliteitsnorm voor lange-termijn blootstelling aan imidacloprid moet worden verlaagd van 67 naar 8,3 nanogram per liter oppervlaktewater. Wordt deze norm gehanteerd zijn er volgens de bestrijdingsmiddelenatlas in 2012 bijna overal in het land normoverschrijdingen met imidacloprid. Deze ontoelaatbare situatie bestaat nu al 10 jaar. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat er een verband is tussen imidacloprid concentraties en de insectenrijkdom in het oppervlaktewater: http://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0062374. De resultaten bevestigen de conclusies van het in 2010 verschenen boek van de toxicoloog Henk Tennekes (The Systemic Insecticides: A Disaster in the Making"): chronische blootstelling van geleedpotigen (arthropoden) aan stoffen die onomkeerbare en zich stapelende beschadigingen in het centrale zenuwstelsel veroorzaken, leiden tot een milieuramp. Pas toen dit niet langer kon worden ontkend, heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in januari 2014 besloten tot beperking van de toelating van de imidaclopridhoudende gewasbeschermingsmiddelen Admire, Gaucho Tuinbouw en Kohinor 700 WG.

Organic chemicals jeopardize the health of freshwater ecosystems on the continental scale

Organic chemicals can contribute to local and regional losses of freshwater biodiversity and ecosystem services. However, their overall relevance regarding larger spatial scales remains unknown. Here, we present, to our knowledge, the first risk assessment of organic chemicals on the continental scale comprising 4,000 European monitoring sites. Organic chemicals were likely to exert acute lethal and chronic long-term effects on sensitive fish, invertebrate, or algae species in 14% and 42% of the sites, respectively. Of the 223 chemicals monitored, pesticides, tributyltin, polycyclic aromatic hydrocarbons, and brominated flame retardants were the major contributors to the chemical risk. Their presence was related to agricultural and urban areas in the upstream catchment. The risk of potential acute lethal and chronic long-term effects increased with the number of ecotoxicologically relevant chemicals analyzed at each site. As most monitoring programs considered in this study only included a subset of these chemicals, our assessment likely underestimates the actual risk. Increasing chemical risk was associated with deterioration in the quality status of fish and invertebrate communities. Our results clearly indicate that chemical pollution is a large-scale environmental problem and requires far-reaching, holistic mitigation measures to preserve and restore ecosystem health.

Europas Gewässer in Gefahr

Flüsse und Seen auf dem Kontinent sind offenbar stärker mit Chemie belastet als weitgehend angenommen. Eine Studie im Fachmagazin "PNAS" macht das Ausmaß klar. Die große Bedrohung für Wasserlebewesen: Pharmazeutika und Pestizide. Viele regen sich über die angebliche Regelwut der Europäischen Union auf. Der Ökotoxikologe Dr. Werner Brack vom Helmholtz-Zentrum für Umweltforschung in Leipzig sieht aber durchaus Vorteile. Seit dem Jahr 2000 verpflichtet die Europäische Wasserrahmenrichtlinie die Mitgliedsstaaten zur Messung und Dokumentation der Chemikalienkonzentrationen in den Flüssen. "Wir konnten jetzt zum ersten Mal auf diese Datenbanken zugreifen sozusagen und konnten uns wirklich auf einer europäischen Ebene angucken, welchen Einfluss, welches Risiko von Chemikalien auf die Gewässerqualität ausgeht."

Pesticide use threatens rare Hawaiian species

Given its fragile and unusually rich ecology, the Hawaiian island of Kauai seems ill-suited as a site for agricultural experiments that use heavy amounts of toxic chemicals. But four transnational corporations — BASF Plant Science, Dow AgroSciences, DuPont Pioneer, and Syngenta — have been doing just those kinds of experiments here for about two decades, extensively spraying pesticides on their GMO test fields. As a result, the landscape on the southwest corner of the island, around the town of Waimea, has become one of the most toxic chemical environments in all of American agriculture. This poses serious risks for the people of Kauai, as I’ve documented, but even less noticed are the hazards posed to the unique flora and fauna of the island and the coral reefs just off its shores. Each of the seven highly toxic pesticides most commonly used by the GMO giants on Kauai (alachlor, atrazine, chlorpyrifos, methomyl, metolachlor, paraquat, and permethrin) is known to be toxic to wildlife, plants, or both. The isolated geography of Kauai has fostered the evolution of a great diversity of birds, bugs, and plants. Kauai has more unique species — species that live only on the island — than anywhere else in the world, said Carl Berg, an ecologist and long-time advocate for clean water with the Kauai chapter of the Surfrider Foundation. Berg and others fear that these endemic species are being put at great risk of extinction by exposure to the chemicals, though he says he has no idea the extent of the damage. The U.S. Fish and Wildlife Service added 48 species that live only on Kauai to the endangered species list in 2010, including two different species of the Hawaiian honeycreeper, a small bird, and the large Hawaiian picture-wing fly. Also, several protected marine species rest or breed on the island’s beaches, including the highly endangered Hawaiian monk seal and the threatened green sea turtle. Occasionally, an endangered leatherback and hawksbill sea turtle will wander close in. A total of 17 different kinds of dolphins and whales frolic in the island’s harbors and bays.

Molecular Tools and the Biology of Low-dose Effects

Most environmental protection issues concern the often chronic exposure of large populations to low doses of chemical toxins and ionizing radiation. However, measuring the effects of low doses on populations exposed over long time periods is highly problematic. Politically driven opinions often tend to take the place of science. Part of the problem is that epidemiology is a weak tool when the level of exposure is low. High background levels of exposure, genetic diversity, and exposure uncertainties all contribute to “noise” and make dose-response relationships difficult to define. Uncertainty feeds anxiety, leading to polarized politics. This review looks at the promise of molecular technologies for identifying the effects of low doses of radiation and identifies some of the issues involved in defining risk after low-dose exposures. While the main pollutant discussed in this article is ionizing radiation, the analysis could apply equally well to other toxic exposures or to combined radiation and chemical pollutants.

Pesticiden roeien de kikkers uit

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat pesticiden en andere chemicaliën een significante rol spelen in de wereldwijde achteruitgang van amfibieën, zoals kikkers. Duitse en Zwitserse wetenschappers achter de studie zeggen in het Britse dagblad The Guardian dat het zowel “verbazingwekkend” als “alarmerend” is dat veelvoorkomende pesticiden zo giftig kunnen zijn, en dat in dosissen die goedgekeurd zijn door overheden. “Je zou niet denken dat producten, die geregistreerd zijn op de markt, zo’n giftig effect hebben”, zegt Carsten Brühl van de Duitse universiteit Koblenz-Landau. “Het is het simpelste effect dat je je kan inbeelden: je spuit de pesticide op de amfibie en die sterft. Dat moet zich vertalen in een dramatisch effect op gehele populaties.”

Warum verschwinden Fasan und Rebhuhn? Diskussion über Ende der Artenvielfalt in Osnabrück

Der Ökologische Jagdverein Niedersachsen und Bremen e. V. (ÖJV) veranstaltete gemeinsam mit dem Naturschutzbund eine Vortrags- und Diskussionsveranstaltung zum Thema „Der stumme Frühling! Schon Wirklichkeit? – Der Einfluss von Pestiziden auf die Artenvielfalt in der Natur“. Dabei ging es am Freitag, dem 27. Juni, von 15 bis 17 Uhr im Museum am Schölerberg in Osnabrück um den Einsatz von Neonicotinoiden in der Landwirtschaft. Diese hochwirksamen Insektengifte sind umstritten, weil sie nach Einschätzung von Umweltschützern im Verdacht stehen, Bienensterben ausgelöst zu haben und insgesamt großen Schaden in der Natur anzurichten. Der Ökologische Jagdverein Niedersachsen und Bremen e. V., dessen Geschäftsführer der Meppener Winfried Frölich (Arenberg) ist, hatte als Referenten den Toxikologen Henk Tennekes eingeladen. Er hat das Buch „Das Ende der Artenvielfalt. Neuartige Pestizide töten Insekten und Vögel“ verfasst. Seinem Vortrag folgte eine Podiumsdiskussion mit folgenden Teilnehmern: Henk Tennekes, Gerhard Kooiker (Ornithologe), Heidrun Meissner (Landwirtschaftskammer Niedersachsen Bezirk Osnabrück), Martin Meyer-Lührmann (Landesjägerschaft Niedersachsen), Hartmut Manning (Imker) und Stephan Boschen (Ökologischer Jagdverein). Teilnehmer der chemischen Industrie wurden angefragt aber sagten ab.

Zorgen over de teruglopende visstand van de Waddenzee

Het NIOZ, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, meet sinds 1964 de soorten en de hoeveelheden vis in de Waddenzee. Vanaf maart tot oktober wordt dagelijks de inhoud van een komfuik bij de Stuifdijk onderzocht. De data geven een uniek inzicht in de samenstelling en rijkdom van de visstand in de Waddenzee door de jaren heen. Het is voor het eerst dat de onderzoeksgegevens voor een breed publiek toegankelijk worden gemaakt. Het blijkt dat de vangsten de laatste 50 jaar sterk zijn afgenomen. Het aantal vissen is gedaald en sommige vissoorten zijn nagenoeg verdwenen. Wouter van der Heij, bioloog bij de Waddenvereniging: ‘Vroeger zaten er gemiddeld 20 palingen per dag in de fuik, nu moet je blij zijn als dat er één in de 10 dagen is. We maken ons al tientallen jaren zorgen over de teruglopende visstand van de Waddenzee’.

Veel doodgewone vlindersoorten balanceren nu op de rand van uitsterven

Sinds 1992 is de stand van argusvlinders in Nederland volgens de Vlinderstichting met 98 procent gekelderd. Juist omdat de argusvlinder zo'n doorsnee vlinder is, baart zijn verdwijning de organisatie zorgen. "We vrezen dat de achteruitgang een signaal is dat er iets helemaal fout zit in ons grasland", zegt Anthonie Stip van de Vlinderstichting. In tegenstelling tot grotere wilde diersoorten als de vos, otter en zeearend die aan een opmars bezig zijn, gaat het met de vlinders in Nederland niet goed. In 2012 bleek uit onderzoek van de Vlinderstichting en het CBS dat het aantal vlinders in twintig jaar tijd is gedaald met 60 procent. Alledaagse soorten als de citroenvlinder, dagpauwoog en kleine vos komen steeds minder voor. Maar het snelst verdwijnen de soorten die toch al zeldzaam zijn. Zo balanceren het kieskeurige veenbesblauwtje en de kleine heivlinder op de rand van uitsterven. Ze komen maar in een of twee kleinere natuurgebieden voor.