De chronologie van een crisis in de risico analyse van gewasbeschermingsmiddelen

Sinds midden jaren 90 zijn insecticiden op basis van neonicotinoïden toegelaten in Nederland. Neonicotinoïden bestrijden schadelijke insecten door werking op het zenuwstelsel van insecten. En vriend en vijand zijn het erover eens: daar zijn deze middelen zeer succesvol in. In januari 2009 biedt bijenonderzoeker Tjeerd Blacquière van Universiteit Wageningen een rapport aan aan minister Gerda Verburg van Landbouw. Hij maakt zich zorgen over de sterfte van bijen: ‘Sinds 2000 sterven bijen massaal. Onze voedselvoorziening kan daardoor in gevaar komen, omdat onze voedselproductie voor een groot deel afhankelijk is van de bestuiving door honingbijen.’ Imkers kennen het fenomeen dat bijenvolken sterven. Gemiddeld sterft 5 tot 10 procent van de bijenvolken in de winter. De afgelopen jaren lag dat percentage tussen de 25 en 30 procent. De voorlopige cijfers over de winter van 2012/2013 spreken van een wintersterfte van 15%. Blacquière wijt de sterfte aan de varroamijt. Bijenkundige Romeé van der Zee denkt dat Nosema ceranea, een soort schimmel, de boosdoener is. Een andere oorzaak van de afname van de bijenvolken is de vergrijzing van de imkers. In mei van dit jaar brengen de onderzoekers Jeroen van der Sluijs en Henk Tennekes met een brief in de wetenschapsbijlage van de NRC een nationale discussie over de rol van neonicotinoïden bij bijensterfte op gang. In november 2009 wordt een door meer dan 40.000 burgers ondertekende petitie voor een moratorium op neonicotinoïden overhandigd aan de Tweede Kamer. De initiatiefnemer hiervan is de Noord-Hollandse natuurbeschermer Jaap Molenaar. In juli 2010 publiceert de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes een artikel in het vaktijdschrift Toxicology waaruit blijkt dat de giftigheid van de neonicotinoïden imidacloprid en thiacloprid voor geleedpotigen – waaronder bijen – vooral op de lange termijn behoorlijk is onderschat. Volgens Tennekes zijn de minieme hoeveelheden die in stuifmeel en nectar gevonden worden voldoende om bij langdurige blootstelling de ondergang van bijenvolken te bewerkstelligen. Bayer bestrijdt dit. In november 2010 publiceert Tennekes het boek ‘Disaster in the Making’. Daarin waarschuwt hij voor een mogelijke – door neonicotinoïden veroorzaakte – uitroeiing van ongewervelde dieren en een breuk in de voedselketen. In de 2013 gepubliceerde literatuurstudie van Tjeerd Blacquiere et al., die ook aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt vastgesteld dat de NOEL (no-observable-effect-level) van imidacloprid voor bijen bij 20 ppb ligt, maar de ontdekking van Tennekes toont aan dat zelfs een 100-voudig geringere concentratie (0, 2 ppb) nog sterfte binnen de levensverwachting van honingbijen veroorzaakt. De werkelijke risico's worden in Blacquiere's literatuurstudie dus schromelijk onderschat.

De blauwe kiekendief is zo goed als verdwenen uit de duingebieden op de Nederlandse Waddeneilanden

Decennia lang waren de duingebieden op de Nederlandse Waddeneilanden de belangrijkste bolwerken voor de blauwe kiekendief (Circus cyaneus). De laatste jaren nemen hun aantallen echter sterk af. Uit een geïntegreerd populatiemodel komt naar voren dat voedseltekort wel eens de hoofdoorzaak van deze achteruitgang kan zijn. In de jaren negentig was de in vlakke v-vorm boven het duingebied zwevende blauwe kiekendief een bekende verschijning op de Waddeneilanden. Ruim 90% van de Nederlandse broedpopulatie (110-120 paar) nestelde toen in de duingebieden van de eilanden. In 1940 werd het eerste broedpaar op Ameland gesignaleerd en in 1946 volgde Terschelling. Vanuit deze twee eilanden zijn waarschijnlijk ook de andere Nederlandse en Duitse eilanden door de blauwe kiekendief gekoloniseerd. Maar na de jaren negentig nam het aantal broedgevallen sterk af. In 2000 broedden nog 70 paren op de Nederlandse eilanden. In 2012 waren daar nog 11 van over. Op Ameland broeden al vier achtereenvolgende jaren geen blauwe kiekendieven meer. Alleen op Texel kunnen we deze karakteristieke roofvogel nog af en toe tegenkomen.

De eikelmuis wordt schaarser in Zuid-LImburg

De eikelmuis Eliomys quercinus behoort tot de slaapmuizen en houdt zich graag op in een kleinschalig cultuurlandschap. Kleine bossages, stenige objecten, bomen en rommelhoekjes hebben zijn voorkeur. Hoogstamboomgaarden zijn een waar hof van Eden voor hem. Zuid-Limburg lijkt dus de ideale plek voor de eikelmuis. Hoogstamboomgaarden leveren een belangrijke bijdrage aan het uitgebreide menu van deze kleine alleseter met zijn fraaie zwarte gezichtsmasker. Gedurende het seizoen vindt hij in gemengde boomgaarden alles van zijn gading. In het voorjaar zijn dat vooral de kers en aardbei, in de zomer appel, peer en pruim en in het najaar appels. Verder is hij dol op huisjesslakken, insecten en zaden en vult hij zijn kostje af en toe aan met jonge vogels en bosmuizen. Vroeger regelmatig gezien in de kist met appels op de boerderij, nu nagenoeg uit het beeld verdwenen. Van oudsher kwam hij in ons land in een 15-tal gebieden voor. In het najaar was hij een regelmatig geziene gast op boerderijen, wanneer de kisten met appels gestapeld op het achtererf stonden. In de loop der jaren is echter een sterke achteruitgang waargenomen in het voorkomen van de eikelmuis. De laatste jaren zijn alleen nog uit het Savelsbos tekenen van leven gekomen. Maar ook hier waren waarnemingen schaars.

Neonicotinoiden hebben op termijn een dodelijke werking op honing bijen

Wetenschappers discussiëren al lange tijd over het gevaar van neonicotinoïde pesticiden voor bijenkolonies. Britse onderzoekers hebben nu een verklaring gevonden voor de soms tegenstrijdige bevindingen. In lage concentraties blijken de pesticiden subtiele veranderingen in het gedrag van bijen te veroorzaken, die er uiteindelijk toe kunnen leiden dat een kolonie ineenstort. Zij stelden bijen bloot aan lage concentraties van een neonicotinoïde pesticide, vergelijkbaar met wat bijen in landbouwgebieden kunnen tegenkomen. Deze concentraties zijn niet dodelijk, maar ze veroorzaken wel stress bij de insecten. Die kunnen daardoor hun rol in de kolonie niet goed vervullen. ‘Het is alsof je iemand steeds zwaardere gewichten op de schouders legt’, verklaart een van de onderzoekers. ‘Zo iemand kan in eerste instantie gewoon doorlopen, maar wanneer het te zwaar wordt, stort hij in.’ Zo is een lage dosis landbouwgif niet direct dodelijk, maar wanneer te veel bijen in een kolonie te veel stress te verduren krijgen en hun werk niet meer goed kunnen doen, stort de kolonie ineen. Het onderzoek staat in het tijdschrift Ecology Letters.

'Gebruik steun aan boeren voor vergroening platteland'

Een brede coalitie van natuur- en milieuorganisaties wil 110 miljoen inkomenssteun voor boeren overhevelen naar een fonds voor plattelandsontwikkeling. Het voorstel wordt maandagmiddag gedaan tijdens een conferentie in Utrecht. Als Natuurmonumenten, Vogelbescherming Nederland, Landschapsbeheer Nederland, De 12Landschappen, Stichting Natuur en Milieu en Milieudefensie hun zin krijgen, scheelt dat de gemiddelde boer of tuinder 1.800 euro in zijn portemonnee. De 110 miljoen gaat dan naar vergroeningsprojecten op het platteland. Bijvoorbeeld het uitkopen van agrariërs die nu nog boeren op een enclave in een natuurgebied, of investeringen in schoner water, minder bestrijdingsmiddelen en duurzamer stallen waaruit minder ammoniak of fijnstof vrijkomt. Het voorstel van de natuurclubs is een aansporing aan staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken, die zowel landbouw als natuur onder haar hoede heeft. Zij moet nog dit jaar Brussel antwoord geven hoe Nederland invulling wil geven aan het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Daarin kan zij eigen keuzes maken. Boerenorganisatie LTO Nederland keert zich al maanden fel tegen deze afroming. Toen de provincies daar deze zomer warm voor liepen - zij mogen een groot deel van het geld voor plattelandsbeleid uitgeven - noemde voorzitter Albert Jan Maat van LTO dat 'asociaal'.

Een stof uit het gif van een tarantula lijkt bruikbaar als nieuw insecticide

Spinnengif is doorgaans pas schadelijk wanneer het in een prooi wordt geïnjecteerd. Maar Australische wetenschappers ontdekten in het gif van een tarantula een eiwit dat bij insecten ook dodelijk is als ze ervan eten. Het eiwit is even werkzaam als imidacloprid, een insecticide dat mee aan de basis zou liggen van de massale bijensterfte. Het gif bleek vooral doeltreffend tegen rupsen, die een plaag vormen in de katoenteelt. Wetenschappers vermoeden dat de stof potentieel heeft als bio-insecticide. Ook een alternatief scenario waarbij de genen die coderen voor de productie van het eiwit in planten worden ingebracht, behoort tot de mogelijkheden.

Ctgb voert Europese restricties op neonicotinoïden door

De Europese Commissie besloot 24 mei j.l. om restricties in te stellen voor het gebruik van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin. Het Ctgb past op verzoek van staatssecretaris S. Dijksma van Economische zaken de Nederlandse toelatingen op basis van de genoemde neonicotinoïden conform het Europese besluit aan. Dit betekent dat per 30 september a.s. elf toelatingen komen te vervallen, het gebruik van zeven toelatingen beperkt zal worden en particulier gebruik van middelen op basis van de 3 genoemde neonicotinoïden niet meer is toegestaan. Het besluit betreft in Nederland toepassingen in zaadcoating, spuittoepassingen en met name toepassingen in erwt en maïs (zie bestrijdingsmiddelendatabank op www.ctgb.nl). Daarnaast zijn alle toelatingen voor particuliere gebruik van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin niet meer toegestaan. Voor Nederland betekent dit dat per 30 september 2013 elf toelatingen komen te vervallen en zeven toelatingen zullen worden beperkt. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat het Ctgb daarmee indirect toegeeft jarenlang de risico's van de neonicotinoiden voor bijen te hebben onderschat. In 2011 werd bij de herbeoordeling van de neonicotinoiden geen enkele toelating ingetrokken en het bezwaar van de Bijenstichting tegen de toelating van Merit Turf ongegrond verklaard, aldus Tennekes.

De tapuit staat op de rand van de afgrond

De tapuit (Oenanthe oenanthe), een karakteristieke zangvogel voor duin en heide, lijkt uit Nederland te verdwijnen. Waren er rond 1980 nog tussen de 1.900 en 2.500 broedparen, in 2004 bedroeg de aantalschatting slechts 350-450 paar, en in 2005-2008 slechts 220 - 275 paar. De aantallen broedvogels in enkele resterende bolwerken zijn dit voorjaar sterk achteruitgegaan. Zo broeden er momenteel nog maar vier paren in het Noord-Hollands Duinreservaat. In 1988 waren dit er nog 165. Tussen Callantsoog en Den Helder zijn de aantallen ten opzichte van voorgaande jaren met bijna een kwart afgenomen en resteren nog vijftig broedparen. Dit blijkt uit onderzoek van Stichting Bargerveen en Sovon. De soort is hard op weg om te verdwijnen als broedvogel uit Nederland.

Nefyto noemt het voorgenomen verbod van staatssecretaris Mansveld ten aanzien van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw onverantwoord

Nefyto, de belangenorganisatie voor de Nederlandse agrochemische industrie, noemt het voorgenomen verbod van staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu ten aanzien van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw onverantwoord en onaanvaardbaar. De organisatie wil samen met andere belanghebbende partijen in gesprek gaan met de staatssecretaris en ook met de partijen in de Tweede Kamer over aanpassing van de voorstellen. Nefyto roept andere belanghebbenden bij het behoud van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw op hun stem ook te laten horen. Staatssecretaris Mansveld heeft de Tweede Kamer via een brief laten weten dat zij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw wil verbieden. In juli 2013 stelde zij al vergaande maatregelen aan de Tweede Kamer voor. Zonder overleg met partijen die belang hebben bij gebruik en verkoop van deze producten, heeft zij nu besloten tot een vrijwel volledig verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Nefyto vindt dit voornemen onverantwoord en onaanvaardbaar. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat de agrochemische industrie halsstarrig vasthoudt aan haar belangen en weigert compromissen te sluiten. Daarmee verspeelt de agrochemische industrie haar geloofwaardigheid en dat kan er toe leiden dat de sector op een bepaald moment ook niet meer serieus genomen wordt, aldus Tennekes.

Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland

Dit rapport bevat de documentatie bij het voorstel tot de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen. Voorgesteld worden om 24 soorten op te nemen: drie als gevoelige soorten, acht als kwetsbare soorten, zes als
bedreigde soorten en zeven als in het wild verdwenen soorten. De paling en de winde zijn gevoelig vanwege de grote
afname in aantallen sinds de referentieperiode ca. 1945, ondanks het feit dat deze soorten nog algemeen voorkomen.
Kroeskarper, rivierprik, zeeforel, kopvoorn en serpeling zijn kwetsbaar omdat hun aantal is afgenomen. Voor zeeforel en rivierprik geldt dit niet voor het aantal uurhokken. Voor vetje, grote modderkruiper en bittervoorn geldt dat het areaal sinds 1945 zeer waarschijnlijk is afgenomen waardoor deze soorten kwetsbaar zijn. Kwabaal, beekprik en elrits zijn zeer zeldzaam en vertonen sinds 1945 een afname met meer dan 50% in areaal en zijn daarom bedreigd. Bij barbeel en sneep zijn vooral de aantallen sinds de referentieperiode afgenomen en mogelijk ook het areaal. Bij de zeeprik nam alleen het aantal dat hogerop de rivier optrekt sterk af. De beekforel, de (Noordzee-)houting, de zalm. de fint, de vlagzalm, de steur en de elft kunnen als verloren voor de Nederlandse fauna worden beschouwd. Zwervende individuen of exemplaren die zijn geïntroduceerd, worden echter met zekere regelmaat gevangen.