Vlinders worden uitgeroeid door de neonicotinoïde insecticiden

In een recente studie gebruikten Andre Gilburn van de Universiteit van Stirling (VK) en collega's vrijwilliger observaties tussen 1984 en 2012 om een statistisch significante correlatie te vinden tussen vlinder populaties en omgevingsfactoren, zoals temperatuur en het gebruik van neonicotinoïden. Van de onderzochte 17 soorten identificeerden de onderzoekers er 15 die met het gebruik van neonicotinoïde pesticiden achteruit gingen (Peer J. (2015) 3, e1402, http://dx.doi.org/10.7717/peerj.1402) . De auteurs stelden ook vast dat achteruitgang van vlinders vooral voorkomt in Engeland, waar intensief gebruik van neonicotinoïden wordt gemaakt, terwijl de populates in Schotland stabiel zijn gebleven, waar deze pesticiden op veel minder grote schaal worden gebruikt.

Prof. Matthew L. Forister van de Universiteit van Nevada en collega's uit British Columbia en Toronto (Canada) en andere Amerikaanse universiteiten onderzochten gegevens uit Californië. Dit onderzoek werd onlangs gepubliceerd door de Royal Society in Biology Letters. Het verval in vlinderpopulaties sinds de jaren 1990 bleek niet correleren met veranderingen van temperatuur of wijzigingen in het grondgebruik maar wel met het gebruik van neonicotinoïden dat begon in 1995.

Vlindersoorten met negatieve associaties met het bestrijdingsmiddel vertoonden de sterkste dalingen, waren ook kleiner en hadden minder generaties per jaar. Daaruit kon worden afgeleid dat de (natuurlijke) biomassa op jaarbasis sterk wordt verlaagd door neonicotinoïden.

Recent onderzoek heeft ook aangetoond dat het neonicotinoïde insecticide clothianidin een belangrijke rol speelt bij de achteruitgang van de monarch vlinder in Noord-Amerika. Het onderzoek, gepubliceerd op 3 april 2015, liet zien dat concentraties van clothianidin van 1 ppb (deel per miljard) schadelijk zijn voor de monarchrupsen. Vergelijkbare clothianidin concentraties konden worden gemeten in Asclepias (in het Engels Milkweed) monsters die de onderzoekers hadden verzameld. De Monarchrupsen eten voornamelijk van deze plant. Het onderzoek, uitgevoerd door Jacob Pecenka (South Dakota State University) en Jonathan Lundgren (USDA-ARS, North Central Agricultural Research Laboratory) in Brookings, South Dakota werd gepubliceerd in het tijdschrift Science en Nature (Springer).

Genoemde publicaties zijn te vinden in de bijlage.